Actief leren zonder cijfers – het rapport

Op onze gezamenlijke facebook-groep Actief leren zonder cijfer stelde Frans Droog de volgende vraag:

VraagCijfers

Een traditionele school waarin de overgang van het jaar alleen mogelijk is als je aan de overgangsnorm voldoet, kenmerkt zich door het opstapelen van een jaar lang cijfers geven naar het uitrekenen van een jaargemiddelde per vak. Bij te veel onvoldoendes acht men je niet in staat om het erop volgende jaar succesvol door te komen, dus wordt gesproken over doubleren of afstromen naar een lager niveau.

Dat betekent voor een vak waarin je geen cijfers krijgt nogal wat. Hoe laat je als leerling zien dat je klaar bent voor het komende jaar en hoe beoordeelt een docent jou?

Mijn leerlingen in een dakpan brugklas mavo/havo hebben tot november van dit schooljaar drie cijfers gekregen voor toetsen dus daar staat nu een gemiddelde. Een gemiddelde dat niet meer representatief is voor de prestaties die het kind sindsdien heeft geleverd.

Toch wordt ik geacht voor het eindrapport een cijfer te genereren, dat het niveau van de leerling op mijn vak aangeeft. De overgangsnorm wordt bepalend voor het cijfer dat ze gaan krijgen voor mijn vak. We werken met een systeem van tekorten en compensatie punten. Een leerling met meer dan vijf tekorten stroomt af naar vmbo-kader. Voor drie / vier tekorten moeten er een aantal compensatie punten tegenover staan voor bevordering naar 2 vmbo-t. Wil je naar 2 havo door dan heb je minstens tien compensatiepunten nodig (en nooit meer dan twee tekorten).

Kort gezegd komt dat neer voor mijn vak op:

  • een 4 is dat het vmbo-t niveau niet behaald is
  • een 5 betekent dat het vmbo-t net niet gehaald is en dat er een twijfel is of 2 vmbo-t een goede stap is
  • een 6 geeft aan dat 2 vmbo-t goed te doen is
  • een 7 zegt dat dit een mooie vmbo-t score is en er misschien wel  2 havo  mogelijk is
  • een 8 of hoger geeft weer dat 2 havo een prima vervolg is

Nu ben ik van mening dat de prestaties op toetsen niet 100% doorslaggevend moeten zijn bij het praten over leerlingen m.b.t. de bevordering. Er bestaat ook nog zoiets als gedrag & houding die iets zeggen over de leercapaciteiten van een leerling en er zijn sociaal/emotionele aspecten die een rol moeten spelen.

Met leerlingen houd ik nu samen de voortgang op de te leren vak-vaardigheden bij.

Hfst7vaardigheiddocent

 

Hfst7vaardigheidlln

 

We maken onderscheid naar basisvaardigheden (vmbo-t niveau) en gevorderde vaardigheden (havo niveau). Daarnaast komen ook regelmatig algemene vaardigheden terug zoals bijvoorbeeld de mate waarin de leerling zijn/haar berekeningen altijd goed opschrijft, tekent met geo en potlood e.d.

Ik spreek regelmatig met de leerlingen. Zoals met B. vorige week. B staat er zo slecht voor dat 2 vmbo-t nauwelijks nog haalbaar is. Daarnaast geeft hij aan dat meer met zijn handen bezig zijn hem meer aan spreekt. Discipline om te leren is zwak en daar ligt ook niet veel ambitie. Als we naar zijn vaardigheden kijken dan zien we bij de basis nog veel ‘Ik kan het nog niet helemaal’, af en toe ‘Ik kan het nog niet’, en de helft is prima behaald. Op de havo vaardigheden is het sterk wisselend, afhankelijk van het onderwerp waar we mee bezig zijn.  Omdat we allebei zien dat de basis vaardigheden nog aandacht nodig hebben wil ik dat hij daar zijn tijd aan gaat besteden. De havo vaardigheden, die hij hier best lastig vindt, gaat hij komend jaar nog helemaal niet nodig hebben. We hebben dus afgesproken dat hij deze week alleen maar werkt aan de basis vaardigheden. Een geruststelling voor hem; wat hij moet gaan doen ligt veel dichter bij wat hij kan, hij ziet dat dat ook nog iets betekent voor volgend jaar en hij gaat gemotiveerd aan de slag. Van een drietal vaardigheden laat hij alsnog de basis zien deze week. Hij verlaat trots het lokaal (zonder dat te duidelijk te laten merken aan de klasgenoten, want het imago heeft ook nog wat aandacht nodig).

B krijgt op zijn rapport een 5 hebben we afgesproken en als het hem lukt om de rest van het schooljaar die basisvaardigheden op een aardig peil te houden ligt de 6 binnen zijn bereik. Immers: als de basisvaardigheden beheerst worden, wil dat zeggen dat hij voldoende kennis heeft om 2 vmbo-t ook aan te kunnen voor het vak wiskunde. B weet dat als het blijft zoals nu, zijn cijfer op het eind rapport een 5 wordt. Hij maakt zich daar verder niet druk om: hij weet wat hij komend jaar gaat doen en hij ziet waar hij staat voor wiskunde. Hij ziet dat hij voldoende wiskunde heeft voor komend jaar als hij af zou stromen en ziet ook dat hij dat zelfs tegen het niveau van 2 vmbo-t aan komt.

Leerling Y wil graag havo doen. Laat een wisselend beeld zien. Soms blijven er wat basis vaardigheden achter, op de havo vaardigheden wordt altijd ruim de helft gescoord. Als we hier naar kijken ziet ze dat de basis minder is. Ze weet ook wel hoe dat komt. Ze is te gehaast, wil te snel door. Kijkt eigenlijk bijna nooit na. We maken een plan hoe ze de basis kan verstevigen. Ze weet dat als er niets verandert er een 6 op het rapport komt. Ze weet dat ze als we over een maandje weer kijken en het is gelukt om de basis er goed bij te pakken er een 7 komt te staan. Als ze dan ook op de havo nog constanter kan scoren weet ze dat ze naar de 8 kan groeien. We spreken af om over anderhalve week even de maat op te nemen hoe het verloopt met de uitvoering van haar plan.

Ik merk dat de leerlingen wel een behoefte aan die rapportcijfers hebben om het perspectief te hebben voor hun overgang. Dit cijfer is geen toets cijfer, maar wordt door het systeem van bevorderen afgedwongen. Door dat duidelijk met ze te bespreken is het voor hen helder dat als ze op het vak wiskunde op havo niveau scoren met hun vaardigheden, dat op het eind rapport en bij de bespreking ook weergegeven wordt zoals dat bij alle andere vakken ook geldt. Dat stelt ze gerust en dus kunnen we weer terug naar de vaardigheden in het gesprek.

Het schema dat een stukje hierboven staat m.b.t. de toelichting op het cijfer: met leerlingen is dat gesprek dus net andersom: we hebben het over het niveau & mijn twijfels eventueel. En daaruit volgt iets wat we op het rapport moeten weergeven.

Deze werkwijze is afgestemd met de mentor en ook met de teamleider. Beiden hebben vertrouwen dat dit proces eerlijk verloopt en er geen sprake is van voortrekkerij. Daarnaast heb ik een schaduwboekhouding. Ieder hoofdstuk heeft een eindtoets en die wordt parallel in vier andere klassen op in totaal drie locaties afgenomen.  De leerlingen krijgen op die eindtoets een laatste ronde feedback en in mijn schaduwboekhouding houd ik het behaalde cijfer van die toets bij. Die cijfers leveren af en toe nog een verrassing op. Meestal een positieve. Maar ook tegenvallers. Dan kijken we samen of we een oorzaak kunnen vinden en als nodig stellen we de vaardigheidsscore bij. Deze schaduwboekhouding is ter controle dat mijn groep niet in negatieve zin gaat afwijken van de gemiddelde resultaten. Vooralsnog scoren ze overigens hoger.

Vooruit kijken naar komend jaar waarin in mogelijk geen dakpanklassen heb zal deze manier niet op gaan. Ik lees dan ook graag de reacties van de overige facebook leden om voor komend jaar ook tot een goede werkwijze te kunnen komen!