Actief leren zonder cijfers — LOF

Op de valreep van de aanmeldingstermijn, heb ik toch een — nu blijkt succesvolle — poging gewaagd ons plan voor komend schooljaar als initiatief in te dienen.

Ons plan voor komend schooljaar behelst het bevorderen van leren zonder daar cijfers aan te koppelen. We gaan dat starten in één vwo brugklas vanuit verschillende vakken.

De huidige manier van toetsen (achteraf & summatief) bevordert het leren onvoldoende. Door het loslaten van het geven van cijfers en meer formatief te toetsen en daarbij veelvuldig gebruik te maken van feedback/feedforward/feedup ontstaat er een andere cultuur & discipline van leren.

We verwachten een duidelijke meerwaarde echte, diepe leren.

Leerlingen ervaren momenteel een hoge mate van toetsdruk. Het leren vindt meestal plaats in de dagen voor de geplande toets datum. Een leerling krijgt dus niet op tijd en onvoldoende feedback op zijn leervorderingen. Feitelijk weet de leerling vaak pas na de toets waar hij/zij staat in het leerproces van het betreffende thema/vak. De leerling heeft in de lessen onvoldoende focus/motivatie/zicht op de te halen leerdoelen en wordt veelal niet betrokken in die leerdoelen. Door het toetsen voor cijfers los te laten en te gaan werken met leerdoelen & formatieve toetsen (formatieve evaluatie) zal een leerling meer eigenaarschap tonen & ervaren en van daaruit ook veel gerichter (persoonlijk) aan het leren gaan met de verschillende opties (differentiatie) die de docent kan bieden. Er wordt veel gebruik gemaakt van peerfeedback, waardoor samenwerking bevorderd wordt.

Wat het op kan leveren?

  • Het leerrendement neemt toe;
  • Leerling maakt eigen keuzes (motivatie/eigenaarschap)
  • De docent heeft veel meer zicht op waar leerlingen zich bevinden;
  • De docent kan dus zijn lesprogramma daar veel beter op af stemmen (differentiatie);
  • De ouders en leerlingen ervaren minder spanning van toetsen thuis.

Ontwikkeling van onderwijs:

Het leren van de leerling komt veel meer centraal te staan dan in de huidige & traditionele busopstelling waarin de leerlingen het leerprogramma en lestempo van de docent volgen. Er is geen sprake meer van leren voor de toets, waardoor teaching to the test voorkomen wordt.
Differentiëren en gepersonaliseerd leren zijn thema’s waar momenteel over gesproken wordt als richtinggevend voor onderwijsontwikkelingen. Deze aanpak draagt daar aan bij en zorgt mede voor realisatie van die thema’s. Zoveel mogelijk zal gezocht worden welke ICT op welke manier een zinvolle bijdrage kan geven (bijv. digitaal portfolio, rubrics, formatieve testen etc)

We zullen veelvuldig maken van de samenwerking die al bestaat in de facebook groep Actief leren zonder cijfers.

We borduren voort op de ervaringen van de eerste ‘try-outs’ die dit schooljaar al zijn opgedaan. Zie daarvoor ook de blogs van Jörgen van Remoortere.

Deze week is in de Tweede Kamer ook gesproken over de diagnostische tussentoets (dtt). Daarin wordt gepleit voor de afschaffing van de huidige vorm van de dtt. “Aan het einde van het debat gaven Rog en Ypma aan behoefte te hebben aan voortzetting van het debat om een motie te kunnen indienen. Rog kondigde een motie aan om de pilot met de dtt te stoppen en de “formatieve cultuur” te bevorderen. Ypma gaat de regering vragen om het budget dat gereserveerd staat voor de dtt in te zetten voor het bevorderen van een “feedbackcultuur” op de scholen.”

Daarmee zijn we met ons initiatief een goede weg ingeslagen en kunnen we laten zien dat deze beoogde manier van lesgeven veel meer oplevert voor onze leerlingen!

Op naar de prachtige ontdekkingstocht die leren heet!

Pedagogiek — De plicht om weerstand te bieden

Een maandje of twee geleden heb ik de Nederlandse vertaling van Simon Verwer van dit boekje van de Franse pedagoog Philip Meirieu aangeschaft.

 

front_meirieu-202x300

Een boek dat tot denken aanzet over mijn rol als docent. De focus in het onderwijs ligt nu veel op het presteren en het behalen van resultaten. De pedagogiek lijkt daarin terrein te verliezen, maar blijk o zo noodzakelijk te zijn.

Afgelopen zaterdag verscheen een artikel in de NRC Next “Pak die mobiel af dat heet opvoeden” over de toenemende prikkelrijke samenleving. Dat gaat o.a. ten kosten van de nachtrust en het concentratievermogen.

Meirieu roept in zijn boek op om weerstand te gaan bieden. Niet alleen gericht aan volwassenen werkzaam in het onderwijs, maar weerstand gaan bieden als samenleving. Weerstand tegen de adolescenten van nu.

Jongeren van nu wordt verweten alleen in het nu te leven. De opkomst van sociale media lijkt duaal te zijn: enerzijds verbinden jongeren zich in allerlei groepen vanuit een gevonden gemeenschappelijkheid. Anderzijds is die verbondenheid vluchtig en oppervlakkig. Als jongeren iets willen, dan moet dat direct. Je aanpassen aan het gewenste gedrag, gewenste gedachten en meningen is een vereiste, of je ligt uit de groep. Het individu kan geen individu meer zijn.

Meirieu stelt dat het gezag in onze samenleving dat vanuit de jaren opgebouwd is in structuren en regels, een democratische samenleving is. Vanuit het democratische principe kan een samenleving alleen legitiem zijn als de autoriteiten daarin betwistbaar zijn. Het probleem ontstaat nu dat de huidige individuen zich niet meer kunnen of durven onderscheiden. De democratie kan niet meer betwist worden. Meirieu schrijft daarover:

De uitdaging van het hedendaagse onderwijs is dus niet het herstellen van gezag. De uitdaging ligt in het ondersteunen van jongeren in het ontwikkelen van hun vermogen om weerstand te bieden , zodat zij degenen aan wie zij zich blind hebben onderworpen leren tegenspreken.

De school dient als gevolg daarvan situaties te creëren waarin we een beroep doen op het verbinden van van jongeren vanuit een gemeenschappelijk belang. Tegelijkertijd moeten we ook de jongeren in staat tellen voor zichzelf te denken.

We leiden onze leerlingen dus niet alleen op om ze aan een ooit vastgestelde uniforme meetlat af te rekenen (lees een diploma te laten behalen), maar onze taak ligt veel meer in het voorbereiden van jongeren op hun rol in de samenleving.

Daartoe dient een jongere zich eerst zelf te ontwikkelen, zich zelf te leren kennen, zich niet blind te laten onderwerpen aan wat de groep verlangt, maar daarin zelf keuzes te maken.

In mijn eigen klassen, heb ik iedere schooljaar in klas 4 mavo wel één of twee leerlingen die zichzelf durven te onderscheiden. Lak hebben aan wat anderen daarvan vinden. Ik vind dat iedere keer weer prachtig. Het onderscheid zit hem de ene keer in uiterlijke kenmerken (kleding, haar), de andere keer in heel zichtbaar willen leren, doorzetten en na de les nog even blijven totdat iets echt begrepen wordt. Vaak zijn dit leerlingen die al heel wat hebben meegemaakt wat je een jongeren eigenlijk nog niet toe wenst. Ze zijn wat sneller volwassen geworden dan hun klasgenoten. Deze leerlingen hebben ook echt een doel of een set wijsheden wat maakt dat ze de invloed van hun omgeving niet als waarheid aannemen, maar dat betwisten, er over nadenken en dan besluiten wat ze er mee willen.

Ik gun het eigenlijk al mijn leerlingen om die eigenheid te bereiken, zonder dat ze daarvoor een negatieve ervaring voor nodig hebben. Tegelijkertijd merk ik dat ik ook vast zit in het denken in resultaten. Het geven van geen cijfers meer, helpt om dat denken los te laten. De focus gaat meer naar het leerproces en de metacognitieve vaardigheden. Maar het burgerschap, het ontwikkelen van het individu speelt daarin nog een veel kleinere rol. Een vereist en uitdagend aspect om voor volgend jaar mee te nemen in het ontwikkelen van het het cijferloos lesgeven.

Meirieu heeft me aan het denken gezet. Het boek lees niet als een roman en op het nachtkastje hoort hij niet thuis. Het vergt lezen met aandacht. Voor mij was het een terugkerend proces van lezen, wegleggen, nadenken en nog eens lezen. Het taalgebruik is academisch en zet vooral aan tot denken en reflectie op je eigen handelen. Heb je Biesta gelezen, dan is dit eigenlijk verplichte vervolg kost.

Minder lestijd = leerlingen leren beter/sneller/efficiënter/…??

De onderwijsontwikkelingen in Nederland worden te veel van bovenaf gestuurd en te weinig vanuit de docenten zelf. Iedere minister doet een daarin zijn eigen poging, zoals Lubach dat ludiek presenteert in zijn programma Zondag met Lubach op 7 februari 2016:

 

Het liefst zie ik onderwijsverbetering en onderwijsvernieuwing ontstaan vanuit de docenten zelf. Dat lijkt alleen steeds niet te lukken. De meest genoemde reden die ik daar voor hoor is dat de werkdruk bij docenten te hoog is: we komen eenvoudig weg door de waan van de dag niet meer of te weinig  toe aan het ontwikkelen van onszelf en van onze lessen.

Ik ben daarom enorm verheugd dat de Tweede Kamer vandaag in hun wijsheid de motie van Paul van Meenen heeft aangenomen waar de maximaal 20 lesuren van 50 minuten voor het VO en de maximaal 8 dagdelen in het PO voor een volledige aanstelling, is aangenomen.

motie

Mijn vreugde werd relatief snel getemperd toen ik in een aantal persoonlijke leer netwerken waar ik in zit, gemopper vernam. Dat gemopper of de onvrede, of het ongeloof dat deze ontwikkeling goed is, lijkt zijn oorsprong te vinden in traditioneel denken.

“Hoe krijg ik het boek uit, met minder lessen?”

“Maar dan moet het aantal wiskunde lessen wel gelijk blijven, kijk maar naar omliggende landen.”

“Kleinere klassen, dat helpt pas, geef mij in die 8 uur minder maar twee extra kleinere klassen.”

“Die leerlingen gaan met minder lestijd, echt niet meer huiswerk doen.”

 

In eerste instantie ga ik dan toch bij mezelf te rade: waarom zie ik dit dan toch als kans?  Eerder ben ik er al achter gekomen dat ik een docent wiskunde ben. En geen wiskunde docent.  Veel van mijn zienswijzen komen vin de eerste plaats voort uit mijn passie voor onderwijs. Daarna (pas) uit mijn liefde voor het vak wiskunde. Op dit soort momenten, bij het horen van deze geluiden,  twijfel ik of de wiskunde te veel op de tweede plaats zit. Moet ik daar niet veel meer op de lijn van de wiskundedocenten zitten die ik op de diverse fora tegenkom en die ik op wiskundig gebied hoog heb zitten?

Ik lijk daar in mezelf een soort natuurlijke aversie voor te hebben die ik denk ik wel kan verklaren. Ik begrijp namelijk niet altijd dat collega docenten niet open (kunnen, durven of willen?) staan voor nieuwe inzichten, nieuwe visies. Ze lijken niet op zoek te zijn zijn naar ‘hoe kan ik mijn les beter maken voor mijn leerlingen, pakkender, boeiender, passender, moderner etc’. Ik verwacht de passie die ikzelf voel voor het onderwijs, voor persoonlijke ontwikkeling (ook voor mezelf, ik ben gek op leren) ook bij collega’s te zien. En die zie ik dus niet altijd.

Ik geloof echt dat docenten zichzelf te kort doen als ze alles bij het oude (willen) laten. En misschien wel ook hun leerlingen, alhoewel ik daar moeilijk een oordeel over kan hebben want ik ben niet bij hun lessen.

Minder lestijd voor docenten is meer tijd voor samenwerken aan onderwijsontwikkeling. Alleen meer uren garanderen niet dat die ontwikkeling ook als van zelf komt. Daarvoor zijn er nog (te) veel docenten die niet geloven in de vernieuwing die we zo hard nodig hebben. Die nog te veel op een eiland werken, te weinig samen doen en samen ontwikkelen.

Ik wens de beleidsmakers en plannenmakers veel sterkte en succes bij het vertalen van de aangenomen motie van vandaag naar een goed implementatieplan voor de toekomst.

Laten wij daar als docenten echter niet stilzittend op wachten! Laten wij door het vormen van professionele leer gemeenschappen in welke vorm en welke doorsnede van het docentenbestand in Nederland dan ook vanuit de ruimte die we voor en bij ons zelf kunnen maken als invulling geven aan de vernieuwing van ons onderwijs!

Daar wens ik onszelf ook vele succes bij. En durf te falen! Bij het weer opstaan gebeuren de mooiste dingen!