‘Fear is the mind killer’ – boekbespreking

Dune liefhebbers herkennen deze zin uiteraard als mantra van de Bene Gesserit uit ‘The litany against fear’.
Dat was echter niet mijn reden om het boek ‘Fear is the mind killer’ aan te schaffen (eind 2020) en te lezen (nu pas). Eigenlijk weet ik niet precies wat ik verwacht had van dit boek; ik vermoed dat de titel me gewoon pakte en ik ook wat wilde lezen (onderwijs gerelateerd) wat niet direct (vak)didactisch van aard was of uit de hoek van evidence informed onderwijs kwam.

De ondertitel van het boek is waar het boek om gaat: ‘Why learning to learn deserves lesson time – and how to make it work for your pupils’.

Het boek beschrijft een proces van ongeveer zeven jaar waarin het leren leren tegelijk als apart curriculum werd onderwezen en het in de vaklessen terug kwam. Het beschrijft de aanleiding, de aanloop, de kritiek op leren leren, de uitvoering, het onderzoek en de resultaten daarvan. Het geeft aan welke factoren allemaal een rol spelen bij het goed implementeren van dit complex gebied, en geeft daarmee handvatten om er zelf op je eigen school mee aan de slag te gaan.

Spoiler alert:

Er ligt een grote kans om het gat wat er is vanuit de kansenongelijkheid, te verkleinen.

Leerlingen die het leren leren traject gevolgd hebben, hebben daar 400 uur aan besteed gedurende een periode van drie jaar. Die uren gingen af van de uren van vaklessen. Uiteindelijk scoorden deze leerlingen significant hoger op de GCSE’s (examens) waarbij de aller grootste winst behaald werd bij de groep leerlingen met de grootste achterstand (sociaal gezien). Met andere woorden: hier ligt een grote kans om het gat wat er is vanuit de kansenongelijkheid, te verkleinen.

De onderdelen van leren leren

Het boek geeft in een eenvoudig schema, helder weer waar wat ze verstaan onder de termen: metacognitie, zelfregulatie en zelfregulerend leren:

Later voegen ze nog een belangrijke derde component toe aan het leren leren curriculum wat ze ‘Oracy’ noemen: het vermogen om te spreken en effectief te luisteren in verschillende contexten.

In het schema (blz 144) is dat terug te zien in een wat uitgebreider plaatje.

Kennis

E. D Hirsch jr geeft in ‘Why knowledge matters’ aan dat een kennisrijk curriculum het verschil maakt tussen goed, en wat hij ondeugdelijk onderwijs noemt. We denken bij kennis daarbij al snel aan kennis vanuit de vakken die we geven om leerlingen te leren lezen, schrijven, rekenen, hoe een maatschappij functioneert, wat we van onze geschiedenis kunnen leren, hoe de natuur met zijn wetten om ons heen zichtbaar zijn etc. De auteurs van dit boek onderkennen dat ook, daar willen ze geen speld tussen proberen te krijgen. Wat ze wel aangeven is dat ‘leren leren’ ook om kennis gaat: weten hoe leren werkt, hoe dat voor jou werkt, welke strategieën er zijn, dat (en hoe) je je gedrag hierbij kunt beïnvloeden: ook dat is kennis waarvan je niet moet verwachten dat leerlingen dat wel weten of ‘en passent’ bij hun vaklessen oppakken. Deze kennis moet je onderwijzen.

Daarin zie ik gelijk ook de overeenkomst met Tom Bennett’s ‘Running the room’ (uitgegeven in Nederland onder de titel ‘Regie in de klas’) waarin hij uiteenzet dat gedrag een aan te leren vaardigheid is voor leerlingen. Hij ziet gedrag als een te onderwijzen curriculum, net als deze auteur het leren leren als een te onderwijzen curriculum zien.

Het feit dat beiden (los van elkaar) aangeven dat een curriculum niet alleen iets is wat te examineren vakinhoud is, maar dat je vanuit je school breder kunt kijken naar wat je wilt onderwijzen en dat als een curriculum aan kunt vliegen. Het voordeel daarvan vind ik, is dat je veel planmatiger kun kijken naar je why, what en how van wat je leerlingen wilt meegeven als school. Dat kun je vervolgens als kern van je onderwijs neerzetten met een afgewogen balans van waar je wanneer tijd aan wilt besteden en hoe je het curriculum kun opdelen in een leerlijn over meerdere jaren binnen je school.

Taal

Misschien wel het allerbelangrijkste verschil tussen ons en alle andere medebewoners van deze planeet is dat wij kunnen denken over ons handelen. Denken vraagt echter een taal. Een taal die past bij waar je over wilt nadenken. Parallel hieraan geldt ook dat je alleen kunt waarnemen waar je kennis van hebt.

Zie je een dressuur van een heer op een paard, zonder dat je kennis hebt van dressuur zelf dan zie je een ruiter op een paard allerlei passen/stappen zetten, wat lijkt op een ingestudeerd patroon. Doe je zelf aan dressuur dan herken je wellicht een volte of een travers. Met andere woorden: je hebt niet alleen geleerd een vorm te herkennen, maar je hebt er ook taal bij ontwikkelt om het te kunnen benoemen en er over te spreken met anderen.

Precies dat is wat waarom de auteurs ‘oracy’ hebben toegevoegd aan hun leren leren curriculum: om over leren leren na te kunnen denken, er op te kunnen reflecteren en het er met elkaar over te hebben moet je daarvoor taal aangeleerd krijgen en met die taal moe je oefenen. Om de transfer te bevorderen (om het uit een geïsoleerd theoretisch kader te halen) moet je niet alleen in een leren leren les hier aandacht aan besteden, maar is het belangrijk om in de vaklessen daar ook aandacht aan te geven en daarbij dezelfde taal te gebruiken!

Waarom gaat dit vaak mis?

Ik zie een aantal dingen regelmatig voorbijkomen waar het op mis gaat of kan gaan:

Als eerste ontbreekt vaak een schoolbrede aanpak. In mentorlessen wordt, al dan niet aan de hand van een methode als bijvoorbeeld Tumult, geïsoleerd tijd besteed aan leren leren. Vaak instrumenteel van aard en gezien wat er allemaal moet gebeuren in een mentorles ook vaak incidenteel, niet terugkerend van aard (herken je het ontbreken van inoefenen, gespreid en herhaald leren?). Vakdocenten weten niet wat er in de mentorles die week/periode aandacht heeft en voor de leerlingen blijft het leren leren dan bij dat ene uurtje mentorles.

Daarnaast wordt er geen of nauwelijks aandacht besteed aan het ontwikkelen van een taal om te kunnen reflecteren, om gevoelens, gedrag en gedachten (de drie componenten van metacognitie en zelfregulatie) om te zetten in woorden. Met de opkomst van meer aandacht voor de executieve functies (waarbij de taal vaak nog abstract is voor leerlingen) ligt er wel een kans om daar wat mee te doen, maar dat vraagt dus specifiek aandacht en onderwijstijd.

Onderwijstijd afhalen van de reguliere vakken lijkt vloeken in de kerk. Op hoeveel scholen zie je tegenwoordig de ontwikkeling naar een meer coachende vorm van het mentoraat of zelfs een meer coachende vorm bij vaklessen. Even los wat je hiervan vindt (met name die laatste): op hoeveel van die scholen is voldoende expertise opgebouwd bij docenten en structureel tijd ingeroosterd/ingepland om te kunnen coachen? Om vaardigheden en taal te ontwikkelen om met leerlingen het te hebben over hun eigen leren, over keuzes die ze (moeten leren) maken en daar op te reflecteren. Ik denk niet of nauwelijks.

En daarmee doen we alles en iedereen te kort, je doet dingen half om dan na een tijd te concluderen dat het niet of niet voldoende effect heeft.

Het traject dat in het boek beschreven wordt, laat zien dat de 400 uur die van de vaklessen is afgegaan en besteed is aan leren leren over een periode van drie jaar, een vooruitgang op de meetbare leerresultaten heeft gehad (hogere scores op GCSE’s). Nog los van de andere winsten die minder meetbaar zijn omdat ze meer op de persoonsontwikkeling hun weerslag hebben.

Het derde probleem dat ik zie is het probleem van schaalbaarheid: het is vaak een kleine groep experts, pioniers, enthousiaste docenten die op beperkte schaal met een (onderwijs) idee of met een focus op een onderwerp aan de slag gaan, daarvoor wat ruimte krijgen van de schoolleiding en op kleine schaal successen behalen. Dan komt de stap van doorpakken, de groep leerlingen waarmee verder gegaan wordt neemt toe. De ruimte die gekregen was, wordt ietsje minder (er zijn meerdere zaken die aandacht, tijd en geld vragen binnen een school), en door de toegenomen groep leerlingen zijn er meer docenten nodig. Die hebben niet allemaal het enthousiasme of de toewijding / beschikbare tijd naast de andere taken, en zijn ook nog niet allemaal getraind in het betreffende onderwerp. In het slechtste geval worden er docenten toegewezen die nog wat ruimte in hun taakuren hadden (bij dit laatste kun je jezelf zelfs afvragen in deze fase: hoe belangrijk vindt de school de ontwikkeling?).

Opschalen van een initiatief binnen een school is niet iets dat vanzelf gaat. Over opschalen heeft het boek het ook en de auteurs hebben daar aanbevelingen voor. Kortgezegd: opschalen lukt niet halfbakken, het moet vanuit prioriteit komen en het moet belangrijk gevonden (en gemaakt?) worden zo dat iedereen er in mee gaat. Een inkoppertje wellicht, maar o zo waar.

Fear is the mind killer

‘Fear is the mind killer’, ofwel angsten die we hebben om ergens voor te gaan, om keuzes te maken omdat we niet alle consequenties kunnen overzien, belemmeren ons en onze ontwikkeling.

‘Fear is the mind killer’, leerlingen hebben hebben angst om te falen, om hun hand op te steken, om zich te uiten; het houdt de leerlingen weg van wat ze eigenlijk nodig hebben, om te proberen. Angst is (vaak) een geconditioneerde reactie op een bepaalde trigger, een stimulus in een bepaalde omgeving. Binnen onze schoolcontext kunnen we leerlingen leren om die angsten te overwinnen door ze vaardiger te maken en taal te geven aan het voelen, denken en gedragen t.a.v. leren en zelfregulatie. Eenvoudig is dat niet, nuttig kan het zeker zijn, mits goed geïmplementeerd.

Voor dat laatste biedt het boek voldoende handvatten denk ik, maar het begint bij de wil om er schoolbreed serieus tijd en inhoud voor in te willen plannen.

Een gedachte over “‘Fear is the mind killer’ – boekbespreking

  1. Dank je wel Jorgen voor deze heldere en zeer herkenbare boekbespreking!
    Ik probeer al een aantal jaar scholen te stimuleren een leerlijn executieve functies/ leren leren uit te werken en er dan voor te zorgen dat deze niet alleen in het mentoraat maar in alle lessen terug komt. Voor leerlingen is het dan geen geïsoleerde activiteit maar ervaren zij de logische toepassing in de (vak)les. Mooi hoe jij dit via deze boekbespreking op een rijtje zet.

    Groet Jannie Steegenga

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie