Comparative judgement – ofwel over hoe leerlingen succescriteria bedenken en bediscussiëren

Soms tipt iemand je, en weet je op dat moment nog niet zo goed wat je daar mee moet.

En af en toe blijkt die tip toch in je achterhoofd te blijven hangen want een term uit die tip begint op te vallen in andere stukken die je leest en voorbij ziet komen. Een zaadje dat gezaaid is. Dank je wel Rob voor deze tweets:

Het idee van comparative assessment ook wel genoemd  comparative judgement is dat je een ordening op volgorde van kwaliteit aanbrengt in het werk van leerlingen.

Oorspronkelijk is het opgebouwd door een groep professionals steeds twee werken te presenteren en ze te laten kiezen welke van de twee de betere is. Als je dit met een voldoende omvang doet, dat krijg je een  beoordeling waarbij je geen vooraf opgestelde criteria of punten verdeling nodig hebt. Het is ook een manier van beoordelen die daarbij sneller werkt dan vraag voor vraag nakijken met een puntenmodel.

Hoe dat in de praktijk werkt legt dit korte filmpje mooi uit:

 

Nu ben ik niet zo van het cijfers geven, maar nog wel van de rubrics met criteria. In de brugklas waarin we nu onze pilot doen van formatief lesgeven  zonder cijfers zijn we gaan werken met deze cyclus:

Ik ben dus voor alle leer- en lesstof leerdoelen gaan opstellen in rubric-vorm met daarin de succescriteria in verschillende stadia van beheersing zo duidelijk mogelijk benoemd in leerling taal. Bij de leerdoelen in mijn 3e klas ben ik meer met single-point-rubrics gaan werken omdat zij al veel meer weten hoe succescriteria voor mijn vak eruit zijn. Hun neus voor kwaliteit bij wiskunde is al veel verder ontwikkelt in vergelijking met mijn brugklassen.

Toch zag ik nu met comparative judgement ook een mogelijkheid om juist op dit vlak iets met leerlingen te doen. En wel in de gebieden van het activeren van leerlingen als belangrijke informatiebron voor elkaar en het stimuleren van eigenaarschap over het eigen leren.

Bekende schema van Dylan Wiliam

In een hoofdstuk waarin de brugklas leerlingen allerlei vlakke figuren leren kennen met hun specifieke eigenschappen, en waarbij ze dat met wiskundige symbolen moeten kunnen aangeven, leek me dat een mooi moment om ze dat met elkaar te laten ontdekken.

Na een klassikale introductie was het de opdracht om onderstaande blad te gaan invullen /tekenen:

(omwille van de blog is de regelhoogte wat smaller dan in de werkelijke opdracht)

Leerlingen hebben individueel deze opdracht gemaakt. De kwaliteit van die opdracht varieerde gelukkige behoorlijk. Geen enkele was perfect. Wel in in combinatie van een aantal, dus als ze die zouden weten te combineren, dan is de perfecte uitwerking mogelijk!

Na inname heb ik één pagina (waarop twee tekeningen van de ruit en de parallellogram stonden) van tien leerlingen gekopieerd en in setjes aan drietallen in mijn klas terug gegeven. Op de kopieën was niet te zien welke uitwerking van wie was. De opdracht was: sorteer deze in volgorde van kwaliteit. Eerst in vijf minuten voor jezelf zonder overleg. Daarna in je groepje om te komen tot een volgorde waar je het met elkaar over eens bent. Schrijf ook allemaal op, op basis van welke criteria je vind waarom je de bovenste de beste vindt en wat je nog zou veranderen (criteria) om de bovenste nog beter te maken.

Per drietal hebben ze hun stapel ingeleverd met een kort toelichting. Vervolgens mochten ze hun eigen werk verbeteren, wat ze zonder uitzondering hebben gedaan (eigen keuze). Een groot deel stond te trappelen om dat te doen, want ze hadden door de opdracht nu ineens veel helderder wat ze te doen stond, hadden er zin in. Sommigen waren trots omdat ze het de eerste keer al bijna helemaal goed hadden. Maar vooral zag ik veel lampjes aan gaan. En ik heb ze niets hoeven te vertellen, ze hebben het zelf met elkaar ontdekt en gaan gemotiveerd hun eigen werk verbeteren.

Het eindresultaat wat voor mij ligt ziet er erg goed uit. Is het foutloos? Bijna. Waar gaat het vooral nog mis?
Bij definities geven, en dat is ook behoorlijk lastig. Zeker bij het verschil tussen een ruit en een vierkant. Want er zijn er nog die een gekantelde vierkant als ruit tekenen, En ja dan zijn de hoeken 90 graden. Maar dat is niet altijd bij een ruit (een vierkant is een ruit maar een ruit is niet altijd een vierkant). Dus niet alle leerlingen zitten op foutloos. Dat is ook een utopie om te willen bereiken. Geen enkele onderwijsmethode of les aanpak garandeert je dat alle leerlingen foutloos werken (ofwel een 10 gaan scoren). Het gaat erom dat je een aanpak kiest die pas bij de klas, het onderwerp, jezelf, de visie van de school en het leereffect en leerrendement dat je beoogt te bereiken.

Mijn doel was inhoudelijke vakkennis (vlakke figuren met hun eigenschappen en visuele notatie ervan) als doel op een manier waarbij de leerlingen bron voor elkaar zouden zijn en ze met elkaar een neus voor kwaliteit voor wiskunde werk zouden ontwikkelen, daarbij een stukje eigenaarschap zouden oppakken door hun eigen werk te verbeteren als ze daar aanleiding voor zagen.

Ik zie dat iedereen gegroeid is in het vakinhoudelijke deel, ik heb vakinhoudelijke gesprekken, discussies en uitwisselingen waargenomen tijdens de gezamenlijke opdracht, ik heb goede criteria gezien die opgesteld zijn door leerlingen en ik heb eigenaarschap gezien. Kortom de doelen zijn gehaald!

Daarnaast hebben we nu van de studie methode Spaced pratice gebruik gemaakt: in de les uitgelegd (directe instructie), thuis hebben ze een paar opgaven uit het boek gemaakt. De les erna hebben ze individueel het tekenblad gemaakt in de les (thuis afgemaakt indien nodig). Twee dagen later deze opdracht gemaakt in de les met elkaar. Volgende week eerste les krijgen ze een controle opdracht om er een paar te tekenen aan het begin van de les.

Dit zijn nou echt de lessen waar ik energie van krijg!

Nog bedankt voor de tip, Rob!

 

Verdere lezen over comparative judgement:

http://arkonline.org/blog/comparative-judgement-future-moderation

http://www.learningspy.co.uk/tag/comparative-judgement/

https://www.nomoremarking.com/

 

BewarenBewaren

Bewaren

Bewaren