Het verborgen extra leed van mensen met chronische pijn

De buitenkant is de binnenkant niet

Voor wie mijn blogs wel eens vaker leest: deze blog gaat een keer niet over onderwijs. Deze gaat over leren, maar niet zoals je gewend bent van me. Het is persoonlijk, maar toch ook weer niet. Ik hoop dat ik een klein beetje inzicht en begrip bij je kan lospeuteren, je een andere bril kan geven om naar de mensen in je omgeving te kijken die chronische pijn hebben.

In Nederland heeft 1 op de 5 mensen last van dagelijkse pijn. Pijn die niet over gaat. Pijn die misschien wel de ene dag wat milder is dan de andere dag. Maar pijn die er altijd is en er altijd zal blijven. 

Sta even stil bij het moment dat je voor het laatst een hevige pijn ervaarde. Niet die pijn na een onschuldige struikeling over een stoeptegel. Maar die pijn toen je met een klap je enkel of pols verstuikte, met een beweging het plotsklaps in je rug schoot. Heeft u hem en voelt u hem weer? Bedenk nu dat je dit een maand lang dagelijks hebt. Dan een jaar. Of eigenlijk constant…..

Wellicht moeilijk voor te stellen. Maar dit is wel de realiteit van deze mensen. Dag in, nacht uit, 7 dagen per week. Zonder pauze, vrije dagen of vakantie. Mensen met chronische pijn zijn daarbij vaak beperkt in wat ze kunnen doen. Handelingen en activiteiten die niet meer lukken vanwege een pijn in een lichaamsdeel wat je bijvoorbeeld nodig hebt bij het uitvoeren van de activiteit. Met een gebroken been kun je immers niet meer skiën. Ook geen rondje wandelen. Een kopje koffie uit de keuken halen is een uitdaging.

Mensen met chronische pijn hebben vaak geen zichtbaar letsel aan de buitenkant. Neem bijvoorbeeld fibromyalgie.Letterlijk vertaald betekent fibromyalgie ‘fibra’ (vezel), ‘mus’ (spier) en ‘algos’ (pijn) , wat dus letterlijk ‘pijn van spieren en vezel (bindweefsel)’ betekent. Het is een term die beschrijft wat er aan de hand is, maar die geen oorzaak aanduidt. Klachten zijn pijn, stijfheid, vermoeidheid en soms stemmingswisselingen. Met pijn in je spieren stijfheid en vermoeidheid lukt skiën waarschijnlijk ook niet. Wandelen misschien nog wel, maar niet te ver en niet elke dag. De vaatwasser leegruimen kan alle energie van die dag opsouperen.

Al met al misschien een wat lange inleiding, maar ik vond het belangrijk om de achtergrond te schetsen van mijn opgedane ervaring van vorige week en de de context waarin ik mij toen begaf. Een ervaring die ik met jullie wil delen.

Vorige week mocht ik deelnemen aan een basistraining anders leren omgaan met chronische pijn, georganiseerd door de patiëntenvereniging Pijn-Hoop. Ik kan in dit stuk niet onder woorden brengen wat het gevoel is geweest om drie dagen lang met prachtige mensen op te mogen trekken, aan wie je niks hoeft uit te leggen, bij wie je geen gevoel van verantwoording af te moeten leggen hebt, bij wie je voor de volle 100% kunt zijn wie je bent, je geen masker hoeft op te zetten, en met wie je ook kunt lachen en huilen: ook om de chronische pijn die je hebt.

Wat me al heel snel opviel, wat me geruststelde en tegelijk ook verdrietig maakte is dat bij iedereen die hier zat, naast de chronische pijn die we allen hebben, er nog een ander leed, een ander zeer ons parten speelt:

Schuldgevoel

In de relatie met wie dan ook, of dat nu je familie is, je vrienden, je buren, je werk, de vereniging waar je actief bent: je kunt niet alles meer, je moet nee zeggen, je moet je verdedigen, verantwoorden en soms wordt je ook niet geloofd en vind men je een aansteller of bagatelliseren ze je pijn, je vermoeidheid met opmerkingen als  “ik heb ook wel eens pijn, ik slaap ook wel eens slecht, vorige week was ik ook heel erg moe”. Dit alles roept bij veel mensen met chronische pijn veel verdriet en een groot schuldgevoel op. 

Schuldgevoel roept een extra laag zeer op, naast de pijn die je toch al dagelijks hebt. Schuldgevoel is niet helpend en voor een deel roepen we dit zelf bij ons op. Hierin zit een sterke link naar het gevoel van tekort te schieten naar je omgeving, je familie, dierbaren en je collega’s. Je kunt geen volwaardige bijdrage leveren zoals je dat eerst wel kon, of zoals anderen zonder die pijn dat wel kunnen. En niet in het minst: het gevoel van tekortschieten aan jezelf, je eigen wensen, dromen en idealen. Met dit schuldgevoel gaan we (de mensen met chronische pijn) op verschillende manieren om, vaak in een combinatie van:

Doorgaan, over je grenzen van belastbaarheid heen gaan, al dan niet met extra medicatie. De prijs betalen we later wel als er iets minder van ons gevraagd wordt. Vaak over je grenzen heen gaan is voor je lijf en je geest niet goed. Je lichaam komt daardoor steeds vaker en op een gegeven moment in een continue staat van paraatheid. Je ‘window of tolerance’, de bandbreedte tussen je basisenergie en je uiterste grens wordt steeds smaller tot punt dat ontspannen niet meer lukt. Je lichaam, je geest en allerlei processen in je lichaam komen niet aan herstel toe. Een van de deelnemers aan de training zei hier ook over dat ‘het makkelijker is nee tegen jezelf te zeggen dan tegen een ander’. Bizar eigenlijk, want rationeel snapt iedereen dat dit niet goed is, maar er naar handelen valt in de praktijk niet mee voor de meeste mensen met chronische pijn. Dit vanwege dat schuldgevoel wat nee zeggen oproept.

Compenseren, wat een stapje verder gaat dan doorgaan. Vanuit het schuldgevoel van wat niet lukt, wordt er energie besteed aan zoveel mogelijk andere dingen omdat je vanuit je gevoel van tekort schieten toch ergens je toegevoegde waarde wilt laten zien. Noem het een soort van zoeken naar zingeving, er mogen zijn, gewaardeerd worden. Wat dan vaak gebeurt is dat ‘de ander’ op plek één komt en jij zelf één of meerdere stapjes lager op de rangorde. Nee zeggen is lastig, voor jezelf zorgen is nog lastiger: de drive of drang om er toch te mogen zijn en gewaardeerd te worden wegen zwaarder. Je gaat daardoor minder naar jezelf ‘luisteren en voelen’, er ontstaat een afstand tussen wat je doet en wie je bent. De balans tussen deze twee raakt zoek en de rusttijd die je lichaam nodig heeft, d.w.z. de rust die je lichaam en geest nodig hebben krijgt het niet. Er is steeds minder tijd om te herstellen.Tot die tijd er op een gegeven moment ook gewoon niet meer is. 

Terugtrekken, je steeds minder onder de mensen begeven. Je gaat mensen en sociale activiteiten vermijden. Soms is dat een bewuste keuze omdat je de strijd tegen het onbegrip moe bent, soms ontstaat dit ook doordat mensen ‘moe’ van jou worden. Je wordt steeds minder vaak gevraagd en betrokken bij sociale activiteiten van vrienden en familie, van je werkgever en je collega’s. Met weinig mensen op je heen gaat je blik en daarmee je emoties naar binnen. Ook dat geeft extra spanningen in je lichaam en geest. Emotie moet kunnen stromen, en als het dat niet kan liggen vereenzaming, verbittering en depressiviteit op de loer. Dit kan zover gaan dat het balanceren wordt op een rand, waarvan je in een diep duister gat kunt vallen. Vereenzaming, verbittering en depressiviteit zijn niet helpend om het leven met chronische pijn een positieve wending te kunnen geven.

Pijn zit in je brein

Er is geen wetenschappelijke manier om pijn te meten en uit te drukken in een bepaalde waarde. Pijn is wat jij zelf ervaart. Met een overprikkeld en overgevoelig pijnsysteem in je lichaam, krijgt pijn een steeds prominentere rol in je leven. De stichting Pijn-Hoop heeft een soort doel om mensen zoals ik te helpen in de overgang van het zijn van een pijnpatiënt naar een mens met pijn. Pijn die niet weg zal gaan, maar die wel minder (of milder) kan worden en die minder bepalend wordt in de kwaliteit van leven. Een leven waarin je gelukkig en dankbaar kunt zijn, ondanks de pijn.

Omdat pijn initieel fysiek ontstaat maar daarna als allerlei complexe processen en systemen  in je brein bestaat, is het daardoor niet zichtbaar voor de ander en gaat iedereen op een andere eigen persoonlijke manier om met zijn of haar pijn. Hierdoor is het goed om je te realiseren dat mensen met chronische pijn maar één ding willen: erkenning dat die pijn er is voor hen en dat ze daardoor soms wel en soms niet kunnen meedoen of er eenvoudigweg soms wel en soms niet kunnen zijn. Erkenning geeft rust, voorkomt het gevoel van moeten verantwoorden, helpt bij het minder schuldig hoeven te voelen. De energie die we daar niet aan hoeven te besteden kunnen we dan gebruiken voor tussentijds herstel, voor het pakken van de belangrijke me-time momenten, zodat we daarna weer met een glimlach op ons gezicht om ons heen kunnen kijken en genieten van wat wel kan, van een zonnestraal op je gezicht, van een aanraking en oprecht contact met de mensen om ons heen.

Pijn zit – in ingewikkelde processen – in je brein en je brein is deels te trainen. Dat geeft hoop en perspectief, want een deel van wat je onbewust hebt aangeleerd qua gedrag en handelen op je emoties en een deel van de pijn (je coping strategieën) , kun je ook met veel (begeleide) oefening herprogrammeren. Je kunt weer leren naar je lijf en je emoties te kijken, te luisteren en weer in contact te komen met jezelf. Dat geldt slechts voor een deel van de pijn, want vaak is er ook blijvend letselschade wat altijd pijnprikkels zal blijven geven.  Een groot deel van de weg naar anders omgaan met chronische pijn moet de persoon zelf doen. Wat jij kunt betekenen is het geven van erkenning, ruimte, tijd en er simpelweg te zijn.

De drie dagen Pijn-Hoop hebben mij een realistische hoop gegeven op een weg naar een mooier leven. Ik ben ontzettend dankbaar voor mijn omgeving die mijn pijn erkent. Zowel in mijn gezin, bij mijn vrienden, familie en mijn collega’s ervaar ik erkenning en begrip. Nu moet ik nog leren dat zelf ook te doen. Zelf accepteren dat de pijn er is, er zal zijn en dat dat niet bepalend hoeft te zijn voor hoe ik in het leven wil staan.

In Nederland heeft 1 op de 5 mensen last van dagelijkse pijn. Niet iedereen heeft het geluk, zoals ik dat wel ervaar,  van erkenning van de pijn. Wie in jouw omgeving ken jij met chronische pijn? Misschien wel de persoon die altijd voor iedereen klaar staat en voor wie niets teveel lijkt. Misschien wel de persoon die zich al een tijdje niet heeft laten zien of horen. Op welke manier kun jij daarin bijdragen aan zijn of haar erkenning? Let daarbij wel op erkenning geven aan heel iets anders is dan medelijden hebben met! Erkenning geven is oordeelloos, is luisteren, is de ander accepteren zoals hij of zij is en er voor de ander zijn.

Dank je wel Stephen, Marije en Andrea voor het meelezen bij deze blog en alle gegeven suggesties en aanscherpingen. En natuurlijk ook gewoon voor wie jullie zijn! Ik heb veel geleerd van jullie en alle andere aanwezigen tijdens de training, dank jullie wel!

Schoolbezoek Paddington Academy (Londen)

Een reis van ruim een uur en aansluitend een wandeling van 20 minuten, bracht ons op Paddington Academy (https://www.paddington-academy.org/).  Een school die bekend staat als zeer strikt (naar voorbeeld van Michaela Community School – https://mcsbrent.co.uk/ ) en met uitzonderlijke goede resultaten op de landelijke examens (stabiel in de top 1% beste resultaten). Het advies vooraf was ook om even goed na te denken over de kleding die je zelf gaat dragen bij dit bezoek, aangezien het voor de leerlingen tot op de sokken voorgeschreven is.

Net als op Wren ademt deze school rust uit, met overal in het gebouw korte spreuken op de muur ter bekrachtiging van de ethos: Work Hard,  Knowledge is power, Be better then yesterday etc. De ontvangst is prima, het programma is top en we krijgen alle ruimte om klassen in te lopen en met leerlingen in gesprek te gaan. Gezien het hoge tempo in de lessen en de docentsturing van de lessen (directe instructie – met ook wisbordjes), merk ik bij mezelf dat ik de leerling niet van de uitleg wil afleiden en is het zoeken naar kleine momentjes om eens een vraag te stellen.

De context van de school is wel belangrijk om te weten. Op deze school is 80% moslim, slechts 1% blank Brits. De school staat in een gebied waar je kunt spreken van achterstandswijken met een diversiteit aan nationaliteiten en waar heel veel leerlingen thuis een andere taal dan Engels spreken. Leerlingen komen vaak vroeg naar school, het is voor hen een rustpunt en een stabiele en duidelijke omgeving. De discipline die wij hier wellicht wat als militaristisch beschouwen geeft een kind hier zo veel duidelijkheid en regelmaat dat zij dat als prettig ervaren. Een leerling zegt daarover letterlijk dat indien je straf krijgt, je zeker weet dat de leraar dat niet doet omdat hij/zij je niet mag. De straf heeft dus geen emotionele lading die raakt aan de eigenwaarde van de leerling of de relatie met de docent. De persoonlijke aandacht in de les gaat uit naar de leerbehoeften van de leerling. Op de gang en buiten de les is ruimte voor een meer persoonlijk en sociaal contact met de docent.

De school als doel om leerlingen een kans te geven op goed onderwijs, hoge resultaten en toegang tot de universiteit omdat ze geloven dat dit leidt tot een gelukkig en succesvol leven.

Hun missie en waarden zoals ze bij binnenkomst in het gebouw te lezen zijn:

Een van de manier om hun doel te bereiken is het zorgen dat er geen onderwijstijd verspilt wordt. Dat uit zich o.a. in de volgende posters die in ieder lokaal duidelijk zichtbaar ophangen:

Dit in de praktijk uitvoeren is de volgende stap. Hoe zorg je ervoor dat er die onderbrekingsloze lessen zijn en dat leerlingen zich houden aan deze afspraken en uitgangspunten?

Op Paddington is er voor gekozen om dat met een strakke discipline aan te pakken. Die discipline is herkenbaar op verschillende onderdelen:

  • De te dragen uniformen zijn tot op detail beschreven. Inclusief het (verbod op) dragen van sieraden,  welke kapsels wel en niet zijn toegestaan en welke soorten jassen & schoenen er gedragen mogen worden. Zowel op Wren als op Paddington hebben de sixth form leerlingen iets meer ruimte en zijn hun voorschriften wat ruimer opgesteld.
  • Leerlingen hebben 12 onderdelen in hun doorzichtig etui/mapje. Deze 12 onderdelen zijn specifiek beschreven en worden twee keer per week gecontroleerd op aanwezigheid.
  • Iedereen gebruikt dezelfde agenda om huiswerk in te noteren en af te vinken welk huiswerk af is. De achterkant van de agenda is een wisbordje.
  • Afwezigheid op school wordt niet geaccepteerd, gemiste lessen worden diezelfde week nog ingehaald.
  • Leswisselingen gebeuren in stilte en leerlingen wachten netjes in de rij bij het lokaal voor ze binnen gevraagd worden door de leerkracht.

Afspraken nakomen en sancties:

Het niet nakomen van alle beschreven voorschriften geeft een waarschuwing, bij de derde waarschuwingen moet een leerling naar de isolatieruimte. Als dat op het 4e lesuur van de dag is, dan zit de leerling daar tot half zes en de volgende dag vanaf aanvang tot en met het einde van het 4e les uur. In deze ruimte werkt de leerling zelfstandig aan schoolvakken. Over de sancties die de school op legt valt door ouders ook niet te discussiëren. In de driehoek leerling – ouder – school verwacht men wederzijds vertrouwen. Dat houdt ook in dat ouders de school vertrouwen in dat wat zij doet, in het belang van de leerling is.

In de schoolbrochure is aangegeven waar men op let:

De leerlingen die ik heb gesproken geven aan dat het niet vaak voorkomt dat leerlingen in de isolatie zitten. In het begin is het wennen aan het strikte beleid, maar went snel en geeft duidelijkheid. Ze kunnen ook benoemen dat de regels heel duidelijk het leren bevorderen “en daarvoor zijn we op school”.

In de presentaties die we kregen komt ook de onderwijskundige kant wat meer aan het licht en zien we ook de aandacht voor de leerbehoeften van groepen leerlingen en van individuele leerlingen.

Er zijn klasseplattegronden gemaakt met daarop veel leerling specifieke informatie:

De gekleurde vakjes zijn de resultaten/scores van leerlingen op de verschillende vakken. Daarnaast zijn er handgeschreven bijzonderheden waar de docent rekening mee dient te houden bij het aanspreken/aansturen en begeleiden van de leerling.

In de lesplannen die iedere sectie maakt staat informatie over de les, maar wordt ook aangegeven bij welke leerlingen er extra aandacht nodig is.

Hoe langer ik hier naar kijk hoe indrukwekkender ik dit ingevulde lespland vind.

In de presentatie over het curriculum en kwaliteit van leren werd veel gesproken over de cognitieve workload theorie, interleaving, formative assessment, retrieval practice en literacy.  In het lesplan wat je hier kunt zien, komt dit allemaal terug.

De sectieleiders maken de lege lesplannen, waarin ze het curriculum verdelen over alle lessen van het hele jaar. De docent gaat daar dan verder zijn lessen op voorbereiden. Bij alle genoemde aspecten dient hij/zij rekening te houden. Uiteraard zal de ene docent dat uitgebreider doen dan de ander, maar alle aspecten moeten aandacht krijgen. Schoolleiding ziet hier ook op toe door wekelijks, zo niet dagelijks, lessen binnen te wandelen en observaties uit te voeren. Niet alleen gericht op de leerlingen, maar dus ook op de docenten. Bij docenten waar het wat minder gaat wordt daarna een interventie gedaan en wordt gekeken welke hulp en begeleiding de betreffende docent nodig heeft.

In sectie-vergaderingen wordt altijd vooruitgekeken naar komende onderwerpen en wordt afgestemd welke didactiek daarbij het meest effectief is om het leerlingen aan te leren. De docenten staan 80% van hun aanstellingsomvang voor de klas. De overige 20% is voor de lesvoorbereidingen en overleggen. Bij taken als sectiehoofd, jaarlaag leider etc is het aantal uur voor de klas uiteraard lager.

Docenten die we spreken geven aan dat er een heel hecht team draait: de school wordt echt door en met elkaar gemaakt, niemand verzaakt daar in. Alle docenten staan achter de doelen en de aanpak; succes daarin kan alleen gerealiseerd worden als daar gezamenlijk in opgetreden wordt. Eén docent geeft duidelijk aan dat het lesgeven zelf op deze school veel minder energie kost dan op zijn vorige school en wel om de simpele reden dat klassenmanagement geen issue meer is. Alle tijd en energie gaat naar de les en de lesinhoud. Dat maakt niet dat het een school is waar je een relaxte baan hebt, de werkdruk is hoog, omdat vooral de verwachtingen torenhoog zijn.

In de afsluitende Q&A komt nog ter sprake dat er naast het vak curriculum er nog één curriculum draait op deze school en dat is het PSHE curriculum (ook vereist vanuit wetgeving) wat gaat over gezondheid, veiligheid, relaties en algemeen functioneren in de maatschappij.  Aanvullend gaf de principal wel aan dat ze in de toekomst wellicht nog wat meer aandacht moeten gaan geven aan ‘character building’ zoals ze dat omschreef.

En dat is herkenbaar, in alles ademt de school uit dat het onderwijs hier gaat om normen & waarden, evidence based teaching en een zwaar kennis curriculum.

Wat je daar van vindt en of dat aansluit bij hoe jij tegen de rol van onderwijs aankijkt: dat is aan jou!

En dank weer aan @Mathpaul voor de feedback!

Schoolbezoek Wren Academy (Londen)

Vanochtend op pad naar de Wren Academy. Dan blijkt wel hoe groot Londen is. Anderhalf uur onderweg en gewoon binnen Londen gebleven. Alsof je met de trein van Alphen aan den Rijn naar Den Haag gaat en daar nog even overstapt op de tram naar Scheveningen.

Maar goed, de Wren academy. Een van de best presterende scholen in het Verenigd Koninkrijk (top 50). Een school die PO en VO in zich heeft waarbij de jaren 4, 5 en 6 nog ontbreken omdat het PO er later aan toegevoegd is (vanuit lokale behoefte).  Kans om op deze school aangenomen te worden als je verder dan 500m van de school woont is trouwens klein. Ruim 1000 aanmeldingen voor jaarlijks 180 plaatsen.

Door wijzigingen (inhoudelijke verzwaringen)  in het curriculum en het aantal GCSE examens dat een leerling maximaal mag afleggen (12 stuks) hebben veel scholen het maximaal aantal lager gelegd. Zo ook Wren met maximaal 9 examens. Minder vakken, maar meer tijd per vak om de verzwaring het hoofd te bieden. Het smaller curriculum gaat veelal ten koste van de expressievakken. Wren probeert dat iets te verzachten door de leerlingen na year 8 een keuze te geven voor welke (maximaal 2) art vakken ze kiezen in year 9.  Ze hebben dus minder verschillende art vakken, maar kiezen wat hun meer ligt. Daar krijgen ze dan ook meer uren in. Zo kunnen ze alsnog enthousiast worden voor een art vak om daar examen in te doen.

De grades kunnen ze drie keer per jaar halen (of herkansen).

  • Herfst: alles van de eerste 6 weken
  • Voorjaar (februari): alles vanaf begin schooljaar
  • Zomer: voor de vakantie alles van dat vak van het hele jaar.

Bij elkaar geeft dat relatief weinig cijfers. Er was helaas geen tijd meer om door te vragen op welke wijze er tussen deze summatieve momenten invulling gegeven wordt aan het formatieve deel. Wel zag ik in een aardrijkskundeles een docent ingenomen schriften van leerlingen teruggeven waar hij feedback in het paars had bijgeschreven (die kleur gebruiken alle docenten voor feedback die verwerkt moet worden). Deze les moesten de leerlingen aan de slag met het verwerken van die feedback, om hun werk te verbeteren.

De school stelt hoge eisen aan leerlingen, ook zeker op het disciplinaire vlak. Leerlingen die we gesproken hebben spreken over ‘strict but fun’ en je raakt eraan gewend. Er hangt een rustige sfeer op de school. Geen geren, geschreeuw, geduw op de gangen of in de aula. Pesten komt hier ook eigenlijk niet voor.  In de klassen valt op dat leerlingen behoorlijk stil zijn. Ook het wachten voor het lokaal is netjes aan de zijkant langs de muur in een rij tot de docent hen verwelkomt. Leerlingen hebben spullen netjes op tafel liggen aan het begin van de les.

Pas als we in de common-room komen van de leerlingen van de sixth-form, de pre-university groep als het ware, zien we herkenning van thuis: leerlingen geen uniform meer aan, mobieltje geplakt aan de hand, zittend op de tafels en geklets wat niet meer fluisterend is.

Deze groep krijgt duidelijk wat meer ruimte. Overigens, zodra ze in de gemeenschappelijke ruimtes aan het werk zijn, zijn ook zij weer stil en meer taakgericht bezig.

Leerlingen worden ook op verschillende manieren betrokken bij het vormgeven van de leergemeenschap die ze creëren. Wat voorbeelden:

  • Leerlingen worden ingedeeld in Houses, waarin hogere-jaars leerlingen Prefect zijn. In deze houses, zorgen leerlingen voor elkaar en helpen ze elkaar door hun schooltijd heen
  • Bij de receptie zit een (year 8) leerling-receptionist. Die volgt die dag geen les, maar werkt daar zelfstandig aan huiswerk waarbij hij/zij kleine klusjes krijgt van leerkrachten (briefjes rondbrengen, kopietje ophalen e.d.).
  • Een aantal leerlingen bezoekt ongeveer 1 x in de twee maanden een dag lessen bij docenten van een lagere jaarlaag. Hij/zij geeft de docent feedback op de les, maar ook over de didactiek, gebruik van ICT etc. Zij zien ook de veranderingen die docenten daarvan doorvoeren

De school vindt het welbevinden van leerlingen erg belangrijk, dat zie je terug in de ingeplande lessen rondom physical health, emotional health, social health en spiritual health. Waarbij die laatste niet zo zweverig is als die klinkt: het gaat ook om het bewustzijn van de omgeving waarin je leeft, het waarnemen van het laagje ijs op de bomen etc. Deze lessen (1 uur per week, ik dacht in jaar 8 t/m 10) vinden plaats in lessen of alleen jongens of alleen meisjes. Ouders worden betrokken door hen ook workshops hierover aan te bieden. Workshops die goed bezocht worden en waarin ze ook laten zien hoe zij met de leerlingen hier mee bezig zijn en hoe ouders daarin kunnen ondersteunen.

Docenten hebben drie uur per week naast hun lessen in hun rooster staan voor

  • teamvergadering
  • sectievergadering
  • professionalisering

Die laatste heeft wel een interessant invulling.

Een derde deel van het jaar geef je in dat uur extra ondersteuning aan zorgbehoevende leerling/leerlingen.

Een derde deel ga je met een aantal collega’s van verschillende vakken in drietallen met een onderwerp aan de slag. Meestal zijn dat leerstrategieën zoals spaced practice, retrieval practices etc. Vanuit de verschillende vakken, onderzoek je de theorie en pas je dat in je lessen toe, je reflecteert en leert met elkaar.

Het laatste derde deel van het jaar wordt gewerkt aan een persoonlijk leerdoel, meestal vakgericht onderzoek of ontwikkeling van eigen vaardigheden.

Dat laatste wordt ook jaarlijks besproken in functioneringsgesprekken en daar zit dan ook wat verantwoording aan vast.

Tijdens het bezoek borrelt het in me op dat het ook voor leerlingen ontzettend verrijkend kan zijn om scholen te bezoeken die zo anders zijn, dan wij wij gewend zijn in Nederland. Vanavond bij de borrel maar eens met collega Boris verder over bomen.

Nog wat sfeer beelden van o.a. het wiskunde lokaal:

Met dank aan @Mathpaul voor redactionele opmerkingen!

Google Classroom – Leerlingkiezer

Terwijl op mijn telefoon in de Google Classroom app een leerling aan het toevoegen was aan de groep zag ik een icoontje wat me niet eerder opgevallen was.


Wat blijkt, dat is een leerlingkiezer, een ‘random namen kiezer’, zoals er op verschillende sites (wheeldecide, classroomscreen e.v.a.) ook zijn.

Dat ziet er dan als volgt uit, als je wat namen hebt gekozen. Ik heb de echte naam van de leerling hierin maar aangepast.

Als je op volgende tikt, dan gaat de teller van Gekozen ééntje omhoog. Nadeel daarvan vind ik dat de leerling achterover kan gaan leunen, immers, zijn of haar beurt is voorbij. Wat ik dan ga doen is kiezen voor ‘Later de beurt geven’. Daarmee moet iedereen scherp blijven.

De PC versie van Google Classroom heeft deze optie niet, of ik heb die niet kunnen vinden.

Handig of niet. Dat laat ik aan jou over.


Waarom Edcamp een feestje is.

Vandaag was het weer zo ver: de zesde Nederlandse edcamp.
Deze keer op de Nutsbasisschool de Meent in Waalre.

Voor de verandering nu eens geen inhoudelijk verslag van deze dag. Wil je een indruk van afgelopen zaterdag dan adviseer ik je de twitter hashtag #edcampnl te bekijken, of de blog van Glenn Hille te lezen.

Een edcamp is voor mij (en daar ben ik niet alleen in) een echt feestje. Waarom?
Ik zal een poging doen om dat toe te lichten.

Zodra de afspraak van de edcamp in mijn agenda komt, ontstaat er een soort aftel gevoel. Ondanks dat er tot die tijd ook nog andere interessante bijeenkomsten voorbij komen, heeft een edcamp voor mij altijd iets bijzonders.

Een edcamp is een ontmoeting met onderwijsvrienden: een weerzien met oude en ontmoetingen met nieuwe onderwijsvrienden. Die vermenging van nieuw en oud gaat op zo’n dag heel organisch en vanzelf.
Alles wat er op een edcamp dag voorbij komt  heeft een positieve insteek. Iedereen die komt is nieuwsgierig naar de ander, staat open om te delen en heeft een passie voor ons prachtige vak. Alle deelnemers komen wat brengen en iedereen neemt wat mee terug naar huis. Het brengen hoeft niet direct het leiden van een workshop te zijn; je eigen ervaringen inbrengen, de vragen die je stelt en feedback die je geeft zijn vaak waardevol voor de ander. Onderwijsvrienden komen namelijk ook binnen met een vraag waar ze mee worstelen of met een tool die ze aan het ontwikkelen en waar ze feedback op nodig hebben. We brainstormen, we maken iets, we discussiëren, we wisselen boektips uit en sinds ons bezoek aan een edcamp in België hebben we ook de traditie overgenomen om wat lekkers mee te nemen.

Het is een dag vol trots, kwetsbaarheid, verwondering en inspiratie.

Edcamp is delen. En delen is vermenigvuldigen.
Delen kun je niet in je eentje, delen lukt alleen samen.
En wat is er mooier dan omdat met onderwijsvrienden te doen?

 

Lang leve de diversiteit aan onderwijsvisies

De laatste tijd zie ik op mijn twittertijdlijn en op facebook te vaak berichten die propageren dat onderwijsvisie A beter is dan onderwijsvisie B. Dat coachen taboe is, of dat een school juist alleen maar coaches meer heeft. Dat directe instructie de weg te gaan is, maar dan ook weer niet meer dan één uur per dag. Dat homogene groepen wetenschappelijk bewezen de kenniskloof tussen sterk en zwak vergroten. Daar tegenover lees ik weer, dat in heterogene groepen leerlingen onvoldoende uitgedaagd worden. Dat differentiëren op zijn retour is, waarbij ik me dan afvraag welke vorm van differentiëren dan bedoeld wordt.

De discussie verhardt en lijkt aan te sturen op verschillende kampen. Volgens mij is dat niet de weg die we moeten bewandelen.

Natuurlijk moeten we als beroepsgroep luisteren naar wat onderzoek ons leert en daar ons handelen mee verrijken. Ik ben de laatste die zal beweren dat kennis opdoen overbodig is geworden. Maar ik ben ook de laatste die zal zeggen dat dat het enige doel is. Dat geldt ook voor coachen. Behalve dat ik vakdidactisch probeer te coachen ben ik ook coach in een rol als mentor en leerlingbegeleider, waarin ik de leerlingen help in hun sociaal-emotionele en persoonlijke ontwikkeling maar ook help in het aanleren van effectieve leerstrategieën. Ik differentieer in: toetsen, instructie, werkvormen & tijd. En dat doe ik zowel in homogene als in heterogene groepen, omdat ik zie en ervaar dat leerlingen daar behoefte aan hebben en er sterker van worden dan als ik dat niet doen.

Ik vind het prachtig dat we in Nederland niet alleen traditionele gymnasia kennen, maar ook een Vathorst College waarin expressie en persoonlijke ontwikkeling een grote rol spelen. Jenaplan, vrijescholen, Montessori scholen, Dalton onderwijs, Agora: prachtig dat deze naast elkaar kunnen bestaan. Leerlingen en ouders hebben zo de mogelijkheid om een vorm van onderwijs te kiezen die aansluit bij de behoefte van het kind. En op al die scholen zul je een vorm van coaching aantreffen, zal differentiatie een rol spelen, zal er zorg zijn voor leerlingen die dat nodig hebben, zal kennisoverdracht plaats vinden, wordt leerlingen geleerd kritisch na te denken en samen te werken.

Op al die scholen lopen kinderen rond die zichzelf aan het ontdekken zijn, die leergierig zijn of juist even wat minder, die hun talenten graag willen laten zien of juist willen ontdekken, die astronaut willen worden, journalist of verpleegkundige.

Op al die scholen werken professionals die leerlingen van alles bij brengen. Ze leren de leerlingen kennis van hun vak, ze geven de leerlingen begeleiding op hun persoonsvorming. Leerkrachten die vooral een band aan gaan met de kinderen die ze les geven.

Vanuit de relatie ontstaat goed onderwijs

Want al is je visie nog zo mooi, als de docent de relatie met de klas niet kan aangaan en er geen leerklimaat ontstaat, wordt er eenvoudigweg niet geleerd.

Mijn wens zou zijn, dat de verscheidenheid aan scholen die we hebben m.b.t. onderwijsvisies naast elkaar mogen bestaan en dat je daar gaat werken of naar school gaat waar de onderwijsvisie aansluit bij je persoonlijke drijfveren.

En dat iedere docent dagelijks probeert een betere docent te zijn dan hij de dag ervoor was.

Power to the Crowd

Jaren geleden was ik zoekende naar gelijkgestemden: onderwijscollega’s die verder kijken dan wat er op de eigen school gebeurd en op de eigen school mogelijk is. Via een Edcamp in Zoetermeer kwam ik in contact met Patricia en Michel. Ik werd actief op twitter en begon Frans  te volgen. Al snel kreeg ik door dat deze onderwijscollega’s iets gemeenschappelijks hadden namelijk The Crowd Nl: een groep onderwijs collega’s die graag van en met elkaar willen leren en zich ontwikkelen & verder bekwamen in ons prachtige vak.

Ik weet ook nog dat Else Marike op die Edcamp in Zoetermeer net begonnen was met de oprichting van @Meetup010. Het twitteraccount werd, dacht ik, zelfs op die dag actief. De start van iets moois blijkt nu een paar jaar later, gezien de hoeveelheid MeetUps die momenteel bestaan.

Mede door deze ontwikkeling merkten we bij The Crowd dat er nu zo veel bottom-up initiatieven zijn (diverse Facebook pagina’s zoals Leraar Nederlands, Leraar wiskunde, Actief leren zonder cijfers; de Edcamps en de #MeetUp’s) dat de behoefte aan  The Crowd op andere manieren ingevuld wordt. De behoefte aan professionaliseren lijkt zelfs sterker dan ooit. The Crowd houdt op te bestaan, zo is besloten op de laatste ledenvergadering. Maar wel met een knal!

Op 7 april organiseert The Crowd samen met @MeetupNL en aantal facebookpagina’s een fantastisch onderwijsfestijn in de regio Utrecht. Je kunt je hier al aanmelden .   Ik heb de eer om deel te mogen nemen aan het samenstellen van het programma;  in januari komen we bij elkaar om een start te maken met het programma. Spannend en tegelijk ook energiegevend!

De Crowd stopt dan wel, maar ga jij met ons mee door?

 

 

Stilstand is ……?

Een nieuwe school, uitgezocht op stappen in het formatieve biedt nieuwe kansen.  En toch voelt dat momenteel nog niet zo.

Links en recht zie ik blog’s en initiatieven van scholen en het leernetwerk van het SLO voorbijkomen. Allemaal treinen die ik lijk te missen. Ergens jeukt, kriebelt en frustreert dat.
Ik zie collega’s melding maken van wat ze doen in de klas, welke werkvorm ze fantastisch vinden en waarom. Veel leden van de facebookgroep zijn actief formatief evalueren aan het implementeren in hun lessen en delen dat. Helemaal super, want delen is vermenigvuldigen; daar worden we allemaal rijker van.

Kijken naar mijn eigen lessen dan herken ik nog weinig formatiefs terug. Toch niet in de mate waarop ik denk dat ik dat zou willen doen. En dan vraag ik me hardop af hoe dat komt.
Is het alleen al de tijd die het nodig heeft om op een nieuwe school te landen, je plek te vinden met alle energie die daar voor nodig is? Niet persé als ik de blog van Sacha van Looveren lees die ook een overstap heeft gemaakt.

Is het het feit van de opstart van een schooljaar met wat roosterperikelen, kampen, cito toetsen e.d. die nog weinig reguliere lesweken opgeleverd hebben? Toch ook niet verwacht ik, en een op zichzelf staande les kun je ook formatief benaderen. Toch doe ik dat nog niet.

Je kent nog niet alle leerlingen, is dat het dan? Wellicht, want formatief evalueren lukt het beste als je zicht het op de individuele leerlingen en hun prestaties (die nu nog niet zo zichtbaar zijn). Maar vorig jaar ben ik gestart met een nieuwe klas en heb ik daar geen last van gehad. Maar ja dat was op mijn oude school, waar je alles door en door kent.

Misschien dan een nieuwe methode? Waar ik tot nu toe altijd Moderne Wiskunde gebruikt heb, heb ik nu voor één klas te maken met Getal & Ruimte en voor drie andere klassen met de leerportaal van Kunskapsskolan.  Die voor getal en ruimte hebben we gezamenlijk al via leerdoelen aangevlogen, aantal toetsen voor een cijfer terug gebracht van 18 naar 10 en formatieve momenten afgesproken. Kunskapsskolan is een ander verhaal. Ik mis de rode draad in de methode nog. Veel wisselend bron materiaal (vrije internet bronnen) met wisselende kwaliteit. Maar waar de methode voor staat weet ik nog niet. Ik zie ook nauwelijks formatief materiaal terug.  Hier zit dus wel een factor: ik sta nog niet boven het gebruikte materiaal.

We werken met gepersonaliseerd leren, met Kunskapsskolan dus in drie klassen. Die implementatie is er ook één van vallen en opstaan. Niet alles gaat gelijk goed, dat hoeft ook niet, maar als onbekende hierin is het wel erg zoeken naar de vorm van de lessen die ik gewend ben te geven v.s. de filosofie van gepersonaliseerd leren. Ik merk dat ik toch veel nog klassikaal deed qua aanpak (niet qua inhoudt) en als je leerlingen meer in eigen tempo laat werken mis je controle. Controle die ik blijkbaar nog wel als behoefte in mijn eigen interne systeem voel. En ik dacht dat ik makkelijk kon loslaten?!

Ik merk bij mezelf een grote vraag hoe ik formatief evalueren en gepersonaliseerd leren moet / kan gaan combineren, met een methode die ik nog onvoldoende ken, op een school waar ik mijn pappenheimers nog niet ken en ook de bewegingen van de organisatie nog niet altijd aanvoel of kan peilen.

Het kan niet anders dan dat mijn gevoel een een combinatie van bovenstaande factoren komt.

En in de tussentijd rijdt de formatieve trein verder door onderwijsland en ik voel me ergens op een station staan en het lukt me niet in te stappen omdat ik zo graag ook op die trein verder wil. Maar is dat wel de trein waar ik in moet stappen, mis ik niet dat mijn bestemming wel eens iets anders zou kunnen zijn? En wat vind ik daar dan van?

Ons LOF project in de school – een verslag van onze wereldcafé bijeenkomst

Een pilot doen met een aantal collega’s en één klas is goed, leuk en leerzaam. Er komt echter een moment dat je moet gaan besluiten of en hoe je hierna verder wilt gaan. Dat moment wil je niet een week voor het einde van het schooljaar nemen. Dat ontneemt je namelijk alle tijd die je nodig hebt om goed voorbereid die volgende stap te zetten.  Daarnaast wil je met je pilot ook verbinding zoeken met collega’s in je kernteam en collega’s die ook lesgeven aan deze pilot klas.

In ons kernteam hadden we afgelopen dinsdag in een ‘wereldcafe’ – werkvom een uitwerking van een viertal thema’s die dit jaar centraal staan in ons havo/vwo team. Dat zijn:

  • formatief lesgeven zonder cijfers
  • versterken mentoraat
  • versterken talentstroom
  • vwo profilering

Wat ik in eerste instantie al sterk vind, is dat we twee thema’s hebben die niet nieuw zijn, maar waarin we vanuit wat we al doen (en wat we daarin ook goed doen) voortzetten en daar een ontwikkeling is doormaken. We kiezen daarnaast voor twee nieuwe thema’s, waarbij de vwo profilering al wat langer rond zingt, maar waar we tot nu toe nog niet de concretisering in zijn gegaan. Geheel nieuw is het formatief lesgeven zonder cijfers.

 

In ons wereld café mocht ik tafelheer zijn bij het thema formatief lesgeven zonder cijfers.

Onderstaand tafellaken is wat we in vier ronden bij elkaar hebben ‘gekrabbeld’:

wereldcafe_lof

 

Helemaal centraal staat de leerling van onze pilot klas 1P, een vwo (atheneum/gymnasium) brugklas. Daarom heen staan Bianca, Jens  en ikzelf als docenten die nu met deze klas de cijfers hebben losgelaten. Om ons heen bevinden zich de mede kernteamleden, waarvan er een aantal ook lesgeven aan deze klas, maar een groot deel ook niet. In de cirkel daarbuiten staan de overige collega’s (docenten & niet-docenten) van onze school, waarvan er ook een aantal te maken hebben met deze klas, en een  nog groter deel helemaal (nog) niet.

Om onze pilot succesvol te laten zijn hebben we de pilot opgepakt als zijnde een PLG (professionele leergemeenschap). In onze opstart hebben we nadrukkelijk genoemd dat we zo veel mogelijk aansluiting moeten zoeken en houden met belanghebbenden om ons heen. Dat zijn ouders, met wie we in november gaan bespreken hoe het rapport eruit moet gaan zien, en of er überhaupt wel een rapport nodig is. Dat zijn de leerlingen, maar die staan als vanzelf al centraal in wat bij binnen de pilot doen. Dat zijn ook onze collega’s die mede lesgeven en collega’s die in ons kernteam zitten. De collega’s in de buitenste cirkel informeren we, maar betrekken we nog niet actief.

In eerste instantie leg ik uit wat we aan het doen zijn. Ieder groep heb ik drie vragen gesteld:

  • Wat heb jij van ons nodig of wil je van ons weten?
  • Hoe zouden jullie wat wij doen kunnen versterken?
  • Hoe zou een volgende stap eruit kunnen zien als we positief zijn over uitvoering van deze pilot?

Binnen het kernteam is er veel nieuwsgierigheid, merk ik in de gesprekken die we voeren. Niet iedereen weet echter precies wat het inhoudt, formatief lesgeven, en niet iedereen is direct een medestander, er zijn ook kritische noten. Men heeft behoefte aan informatie. Niet alleen nu, maar ze willen graag op de hoogte gehouden worden.

De versterkingsvraag levert leuke tips op. Laat leerlingen bij collega docenten aangeven wat ze fijn vinden en wat typisch is wat wij anders doen. Vraag of die andere docent daar ook iets van kan oppakken. Andersom willen collega’s ook graag zelf iets uitproberen waarvan wij vinden dat dat goed gaat of wat we wat breder ‘getest’ willen zien. Er zijn collega’s die bij het horen over rubrics aangeven dat ze graag met ons dat ook voor hun vak een keer willen doen. Hier komt de afspraak uit voort dat iedere docent 1 x met een klas gaat werken met leerdoelen in de vorm van een rubric. We komen in het gesprek ook op het breder kijken in een rubrics dan alleen vakspecifieke vaardigheden en kennis. Vanuit het versterken mentoraat en vwo profilering komt ook de behoefte aan het meer in kaart brengen van belangrijk meta cognitieve (studie) vaardigheden. Kunnen die ook vanuit rubrucs bij vakken meegenomen worden en kunnen we van daaruit leerlingen in kaart brengen en ze gerichte ondersteuning geven.  Het wereld café levert nu al zijn vruchten op. Thema’s staan niet los van elkaar.

De ideeën voor volgend schooljaar zijn er ook: doorgaan met deze klas en met meer vakken en meer docenten; de nieuwe brugklas of brugklassen ook met meerdere  vakken starten. Schoolbreed of leerlaag breed met alles over is voor iedereen een te grote stap. De beslissing moet ook wel op tijd vallen vindt men, want het kost docenten tijd om zich hierop voor te bereiden.

Een vraag die bij meerdere collega’s leeft is of dit niet heel veel extra tijd kost? Zou je dit ook met een twee-uurs vak kunnen doen en dan 14 klassen tegelijk? In deze fase ben ik blij dat ik dit met één klas doe. Ik merk ook dat ik als vanzelf al veel formatiever (maar wel met cijfers) bezig ben in mijn andere klassen. Formatief lesgeven kun je namelijk met kleine stapjes opbouwen. Omdat we nu ook geen cijfers geven, zorgt mijn gevoel om controle te houden, nog voor een administratieve last. Ik weet gelukkig wel dat ik die naar beneden kan bijstellen. Zo begon ik vorig jaar met overal feedback op te geven, nu doe ik dat beperkt en alleen op de kern en veel meer gericht op wat dit kind nodig heeft.

Wat nemen we als groep nu concreet hieruit mee:

  • We gaan collega’s uit het kernteam meer betrekken door hun actief te vragen een bepaald aspect een keer anders te doen. Bijvoorbeeld door op de toets geen cijfer te zetten, de toets in de klas te bespreken en pas nabespreking het cijfer in te voeren in magister;
  • We gaan met collega’s samen rubrics opbouwen en uit testen;
  • We houden op 27 oktober, vanuit The Crowd georganiseerd, een bijeenkomst over het organiseren van feedback op onze school;
  • We gaan in november als we nadenken over de criteria waarop we het vervolg gaan beslissen de ideeën van vandaag meenemen;
  • We gaan in onze rubrics ook meta cognitieve vaardigheden opnemen in afstemming met mentoraat en vwo profilering;
  • We gaan nadenken over een manier om onze collega’s (en ouders?) geïnformeerd te houden;

Tevreden ? Jazeker.  Voor mijn gevoel zaten we op een eilandje. Nu blijkt dat veel collega’s echt nieuwsgierig zijn naar wat we doen. Ik merk dat mijn focus te beperkt was. Wat fijn om te merken we iets doen dat in de belangstelling staat. Dat geeft nog meer energie wat we gaan samen onderwijs maken. Hoe cool is dat?

 

 

Deze blog verscheen eerder op https://lerarenontwikkelfonds.onderwijscooperatie.nl/ons-lof-projectg-in-de-school-een-werkcafe-verslag/

 

Bewaren

Bewaren

Hoe ICT middelen mijn onderwijs deze week versterkt hebben!

Hoe de inzet van ICT mijn lessen deze week heeft versterkt.

Op de school waar ik les geef zijn we ons (leerplein-) onderwijs flink aan het revitaliseren. Het concept met onze leerpleinen draait al een aantal jaar, maar we zijn niet tevreden met het (leer-) rendement ervan. Dat maakt dat je weer scherper gaat kijken naar wat je wilt dat leerlingen gaan doen en gaan leren. In de gesprekken komen termen als “differentiëren”, “coöperatieve werkvormen” en “ICT” ruimschoots aan bod. Bij “ICT” wil er nog wel eens een doel & middelen discussie ontstaan.

Deze week heb ik een poging gedaan om te kijken naar mijn doelen en te zoeken naar vormen waarbij de inzet van ICT toegevoegde waarde kan hebben. Ik wil gebruik maken van ICT middelen die ik al ken, dus ik ga niks nieuws introduceren voor mezelf.

Wat heb ik deze week gedaan?

Dinsdag heb ik mijn brugklas atheneum/gymnasium een formatieve toets laten maken. Gewoon op papier omdat ze nog niet zo thuis zijn in onze ELO. Aan het einde van de les heb ik alle leerlingen een setje uitwerkingen meegegeven. De rubric waarin de leerdoelen van dit hoofdstuk zijn opgenomen hebben ze al via forallrubrics.com eerder gehad. De huiswerkopdracht was om de toets van de klasgenoot zo goed mogelijk na te kijken en vervolgens de rubric van die betreffende leerlingen in te vullen. Daarbij moesten ze in de rubric aangeven of de leerling het onderdeel nog niet zo goed beheerst, er al bijna is, of het al heel goed kan. Daarvoor heb ik ze wel een lijstje gegeven welke opgave bij wel leerdoel hoort. Leerlingen zijn gaan nakijken en hebben vervolgens de rubric op de site van forallrubrics.com ingevuld. Ze vonden dat lastig, maar hebben wel keuzes gemaakt hoe ze antwoorden beoordeeld hebben. Het Feedforward-deel heb ik met deze klas nog niet doorgenomen dus daar hebben we het nog niet over gehad. Doordat leerlingen elkaar online kunnen ‘scoren’ geeft dat mij en de leerling direct inzicht. Er ontstaat de les daarna gelijk een gesprek: ‘Ik dacht dat ik leerdoel x al kon, en nu blijkt van niet. Dat snap ik niet, kunnen we samen daar naar kijken? ‘

forallrubrics

Forallrubrics vind ik een fijn programma:

  • flexibel in te richten;
  • keuze tussen gebruik van afbeeldingen en/of tekst;
  •  mogelijkheid tot het verdienen van badges;
  • gebruiksvriendelijk;
  • leerlingen kunnen elkaar reviewen.

Bij ieder leerdoel in de rubric kun je ook comments toevoegen. Ofwel, er is ruimte om geschreven feedback & feedforward te geven. Het maken van een goede rubric kost tijd. Maar dat is een investering die zichzelf uitbetaalt. Ook al zou ik dit programma volgend jaar niet gebruiken, het is eenvoudig te exporteren.

Woensdag heb ik mijn klas 2 atheneum/gymnasium verschillende leerroutes aangeboden. Leerlingen konden kiezen uit’:

  • hele taak eerst;
  • eind taak eerst ;
  • lekker ouderwets van A t/m Z.

Bij de hele taak beginnen ze feitelijk bij een toepassingsopgave die normaal pas aangeboden wordt als het reguliere deel doorlopen is. De eind-taak-leerlingen beginnen bij de eindtoets van het hoofdstuk in de methode, waarin nog wel de stapsgewijze opbouw van het hoofdstuk in zit. De overige leerlingen volgen de traditionele programma met wat meer instructie en begeleid oefenen. Om leerlingen bewust te maken van hun keuze heb ik ze een Socrative-vragenlijst laten invullen waarin ze hun keuze moeten aangeven, aangevuld met drie argumenten waarom ze die keuze gemaakt hebben. De vragenlijst sluit af met de vraag hoe ze laten voor zichzelf gaan bepalen of de gemaakt keuze een goede keuze was. Wat ik merkte is dat leerlingen het lastig vonden om meer dan één argument te benoemen. Er was ook een leerling die in eerste instantie koos voor de eind-taak-eerst, want dan hoef ik minder te doen. Bij het invullen van de vragenlijst is hij de stof van het hoofdstuk gaan bekijken en heeft vervolgens zijn keuze gewijzigd, met sterke argumenten daarvoor. Het maken van de Socrative heeft me slechts 10 minuten gekost.

socrative

Behalve Socrative had dit net zo goed een Google formulier kunnen zijn. Maar omdat ik wat meer met Socrative wil doen, heb ik hier voor gekozen. Het helpt mij om een goed beeld te krijgen van de keuzes van leerlingen. Daarnaast moet iedere leerling voor zichzelf goed nadenken en is de invloed van klasgenoten minder geworden. Over ongeveer anderhalve week mail ik hun antwoorden naar ze terug. Even polsen hoe ze er dan tegen aan kijken.

Op woensdag heb ik ook de nieuwe response software van SmartNotebook 16.1 uitgetest in mijn 4 mavo tl klas. Tot deze versie maakte ik gebruik van de Smart Response stemkastjes. Nu gaat alles via classlab.com en gebruiken ze hun mobieltje. Ik heb een aantal vragen uit de paragraaf Voorkennis van het nieuwe hoofdstuk laten beantwoorden met deels multiple choice en deels korte antwoorden. Leerlingen maken in een halve les waar ze normaal meer dan een les voor nodig hebben. Er werd druk heen en weer gebladerd tussen de bladzijden van de opgaven en de samenvatting achter in het boek. Er werd dus actief gezocht naar het stukje nog niet parate kennis. Het merendeel van de voorkennis bleek prima in orde. Uit de rapportage (die sterk lijkt op de Excel die Kahoot uitspuugt) kon ik snel de twee onderwerpen pakken die nog aandacht nodig hadden. Ik heb dus geen tijd verspild met dingen uitleggen die niet nodig zijn. In de vragen heb ik steeds verwezen naar een opgave uit het boek. Al met al heeft het maken van deze toets me ong. 15 minuten tijd gekost.

De les daarna op het leerplein hebben ze in Edpuzzle een tweetal filmpjes over F- en Z-hoeken bekeken met een aantal controlevragen erin. Aansluitend maakten ze twee opgaven uit het boek. ‘s Avonds met de laptop op schoot zag ik in vijf minuten dat slechts vier leerlingen het echt hadden begrepen; vijf leerlingen hebben de video niet afgekeken en hadden veel fouten. Met die leerlingen heb ik een leergesprek gehad over doorzetten, hoe zorg je dat je verder kunt, wanneer geef je op, wanneer ga je actief op zoek naar antwoorden en oplossingen. In de uitleg in de les erna, kwam het begrip snel. Het kijken van de filmpjes en beantwoorden van vragen zorgde ervoor dat er nu sneller de losse puzzelstukjes op hun plek vielen.

edpuzzle

Een Edpuzzle klaar zetten kost iets meer tijd. Je wilt een kwalitatief goede video, daar moet je even naar zoeken. Die bekijk je ook een paar keer. Het bedenken van controle-van-begrip vragen kost ook tijd. Je wil niet zomaar wat zinloze vragen neerzetten. Het is ook geen doel op zich om zo veel mogelijk vragen per instructie te bedenken. Drie a vier goede vragen zijn vaak al voldoende. Al met al was dit per video een half uur werk.

Donderdag was klas 3P aan de beurt. Ook een atheneum/gymnasium klas. In het lokaal hebben we een Quizlet live gedaan rondom de begrippen die bij het werken met functies gebruikt worden. Tijdens de Quiz hoorde bijzonder veel goede gesprekken over de vakinhoud, leerlingen die elkaar proberen te overtuigen en zag ik goede afstemming. Het mooie van Quizlet Live is dat het programma groepjes maakt. De leerlingen krijgen de antwoorden verdeeld over de mobieltjes. Iedereen krijgt dezelfde vraag maar slechts één leerling heeft het juiste antwoord op zijn scherm. Fout antwoord = helemaal opnieuw beginnen.. Er was al een bestaande Quizlet definitie lijst. Aangevuld tot het minimum van 12 vragen die de Live versie vereist. Ik gok: 15 minuten voorbereiding.

Het 2e uur met deze klas is gevuld met het werken met Formative (goformative.com). In de opdracht staat een embedded youtube filmpje met uitleg over de verschillende manieren om een domein en bereik van een functie weer te geven. Gevolgd met een tiental vragen opbouwend in moeilijkheid. Ik had verwacht dat ze dat in de les af zouden krijgen. Dat is niet gelukt. Afgesproken dat dit huiswerk is, wat af moet voor zaterdag 10:00. Ik ga tussen 10:00 en 11:00 iedereen één of twee vragen feedback in het programma geven. Leerlingen zorgen dat ze die feedback ook in het programma weer verwerken voor de volgende les.

goformative

Ideaal is dat je dus feitelijk in de schriften mee kijkt & mee krabbelt terwijl je het schrift niet hoeft in te nemen. Ik kan eenvoudig controleren hoe het met het begrip en het toepassen zit. Daar kan ik mijn volgende les weer naadloos op aan laten sluiten. Ook hier geldt: vind een video die dekt wat je wilt behandelen, die aansluit bij de methode dan wel je eigen manier van uitleggen en die kwalitatief goed is. De vragen daarna zijn grotendeels ontleend aan opgaven uit de methode, met wat variatie. Ik denk dat deze me een 45 minuten gekost heeft , inclusief het voorbereiden van de leerlingaccounts (via Excel aan te leveren voor geautomatiseerd inlezen).

Wat heeft de inzet van ICT middelen nog meer opgeleverd?

In al deze lessen is me opgevallen dat ik geen seconde verspeeld heb aan het moeten aansporen van leerlingen om aan het werk te gaan. Blijkbaar heeft de inzet van ICT leerlingen gemotiveerd.

Nog belangrijk vind ik dat leerlingen gemerkt hebben dat ik gesprekken aanknoop op basis van wat ik bij ze gezien heb; ze voelen zich gezien, gehoord en erkend:

Aandacht is echt alles!

Leerlingen vinden het leuk om met technologie bezig te zijn; ik heb geen drempels ervaren in het gebruik van de verschillende programma’s bij de leerlingen. Ik heb tijdens de lessen tijd over! Tijd om meer individueel te begeleiden, tijd om even een collega mijn lokaal in te trekken om te laten zien wat en hoe leerlingen aan het doen zijn.
Er zit nog wat nawerk buiten de les bij. Dat klopt. Maar dat is nakijken van werk altijd, en voorbereiden van een volgende les idem dito. Het fijne vind ik, dat ik vooraf weet waar ik mijn volgende les moet insteken en vooraf al de meest passende werkvorm en differentiatie kan bedenken.
Differentiëren wordt dan ook het thema van volgende week.