Conversations worth having.

Op mijn mooie school zijn we druk bezig met het implementeren van onze visie op het onderwijs. We zitten in ons tweede jaar van een ingrijpende verandering, waarbij we op meerdere fronten tegelijk bezig zijn te ontwikkelen. Veranderen gaat daarbij niet zonder slag of stoot.

We zien leerlingen regelmatig door de leerkuil gaan en het is met ons, het docententeam, niet anders.

We leren met elkaar dagelijks. Er gaat veel goed, maar de perfectionist in mij  ziet ook het nodige waar ik nog niet blij van word. Het gekke daarbij is dat ik mijn leerlingen #faalvaardigheid probeer aan te leren, maar dat naar mezelf lastig vind om toe te staan.

Als ik dan weer eens onderin de kuil sta, heb ik ook wel eens moeite om mijn zwartkijkers-bril af te zetten. Dat maakt dat ik in gesprekken soms ook niet meer in staat ben om echt te luisteren of open te staan om vanuit wat wel goed gaat door te bouwen. Ik zie dan simpel weg de route vooruit even niet; ik blijf hangen in wat er nog niet goed gaat. Het ergste vind ik dat ik die route ook afsluit voor mezelf, door de manier waarop ik dat het gesprek in ga en voer.

Toen ik hierover sprak met Melle, tipte hij het boek “Conversations worth having”  (Stravros & Torres).

De eerste weerstand waar ik mezelf even over heen moest tillen was de Amerikaanse schrijfstijl van het boek.
Omdat de tip van Melle kwam, ben ik stug door blijven lezen, en eerlijkheid gebied te zeggen, dat het uiteindelijk best mee viel.

In de kern beschrijven ze de technieken van Appreciative Inquiry die ieder gesprek kunnen maken tot een waardevol gesprek, een gesprek dat er toe doet.
In feite bestaat de aanpak uit twee stappen: positive framing en generative questions.
Ik heb dat voor mezelf maar vertaald naar  een positief raamwerk en creërende vragen.

Positive framing

Kijkend naar de aard van gesprekken, wordt het volgende schema gepresenteerd:

Om deze manier terugkijken naar gesprekken die je onlangs gevoerd hebt geeft je een mooi inzicht. Het voelt als een soort bewust onbekwaam worden. Natuurlijk had je door dat het gesprek niet liep en dat je er niet positief uitkwam. Maar dat is niet vreemd als je op zoek gaat naar bevestiging van wat je al weet en vind of naar wat nog niet goed gaat.  En dan waardeer je je gesprekspartner en het gesprek ook niet. Je kunt jezelf afvragen waarom je het gesprek bent aangegaan of wat je er mee wilt bereiken. Wil je echter verder komen dan zul je de toon en insteek van het gesprek wezenlijk anders moeten doen.

Hoe dan? Met een techniek die flipping genoemd wordt en die in een driestapsproces (Name it, Flip it, Frame it) wordt aangeboden:

  • Wat is het probleem (feitelijk)?
  • Wat is het positief tegenovergestelde van het probleem (nog steeds feitelijk)?
  • Wat is de impact als het positief tegenovergestelde gebeurt? Wat is de gewenste uitkomst daarvan?

Dat is het positive framing gedeelte van de aanpak.

Generative questions

De tweede component generative questions  vergt een nieuwsgierige houding. Vragen die op zoek gaan naar nieuwe beelden, metaforen, (fysieke) representaties die allen twee eigenschappen hebben: ze veranderen het denken zodat nieuwe opties beschikbaar komen en ze stimuleren het overgaan tot handelen/acteren  naar die nieuwe opties.
In de voorbeelden die gegeven wordt valt op dat de aandacht voornamelijk gaat naar wat er al is en wat goed werkt. Dat wordt dan als vertrekpunt genomen bij vervolgstappen om naar een oplossing van het probleem te komen.
Het zijn dus vragen die niet iemand in een hokje stoppen, of naar bevestiging zoeken. Het zijn vragen die de blik verruimen, waarbij je trots mag zijn op wat er is en die een beroep doen om de kennis & kunde die aanwezig is. Veel van die vragen zijn Hoe en Wat vragen, die gericht zijn op de gesprekspartner: Hoe zou jij…, Wat denk jij dat….

Vijf regels bij het toepassen

Om de genoemde twee strategieën kracht bij de zetten zijn er vijf regels opgesteld:

  1. Constructionist  principle: Met welk wereldbeeld, mentaal kader kijk je naar de situatie? Wat is je vertrekpunt?
  2. Simultaneity principle: Zodra de vraag gesteld is, treed de verandering in. Direct.
  3. Poetic principle: Elke situatie kun je vanuit meerdere perspectieven bekijken, je ziet het pas als je er naar kijkt.
  4. Anticipatory principle: Om ruimte te maken voor een ander perspectief, moet je in staat zijn die van jezelf los te laten.
  5. Positive principle: Hoe positiever de vraag geformuleerd, des te positiever het resultaat er van.In het boek worden deze regels met voorbeelden van gesprekken toegelicht. Volgens mij spreken ze voor zich.

    Voor mij was het tot hier in het boek voldoende. Het boek gaat echter verder met het toepassen binnen je organisatie volgens de 5-D cyclus. Ik heb dat stuk dus overgeslagen. Voor hier laat ik het bij waar de 5-D vandaan komt:  Define – Discover – Dream – Design – Deploy.

    Dit wordt in onderstaande video kort toegelicht:

    Wat het mij gebracht heeft is dat ik in een gesprek bewuster ‘voel’ hoe ik erin zit. Ik merk dat ik ook in staat ben mijn gevoel te beïnvloeden en door bewust na te denken over wat ik uit het gesprek wil halen in staan ben om het gesprek te ‘flippen’. Nog lang niet altijd helemaal, maar wel zodanig dat ik uit mijn negatieve en/of bevestigende modus kan komen.  Dat geeft gelijk ook een andere energie bij mezelf. Vermoedelijk ook bij de ander, maar daar heb ik tot nu toe nog niet zo opgelet.

    Bijzonder om te ervaren hoe iets eenvoudigs als dit toe te passen is en het positieve effect ervan te ervaren.

    Ik maak me nog steeds zorgen om bepaalde zaken in onze ontwikkeling op school, ik leg de lat nog steeds hoog en ga nog steeds door de leerkuil. Ik merk alleen dat ik meer oog begin te krijgen voor wat wel goed gaat.

    En dat voelt tof.

Waarom Edcamp een feestje is.

Vandaag was het weer zo ver: de zesde Nederlandse edcamp.
Deze keer op de Nutsbasisschool de Meent in Waalre.

Voor de verandering nu eens geen inhoudelijk verslag van deze dag. Wil je een indruk van afgelopen zaterdag dan adviseer ik je de twitter hashtag #edcampnl te bekijken, of de blog van Glenn Hille te lezen.

Een edcamp is voor mij (en daar ben ik niet alleen in) een echt feestje. Waarom?
Ik zal een poging doen om dat toe te lichten.

Zodra de afspraak van de edcamp in mijn agenda komt, ontstaat er een soort aftel gevoel. Ondanks dat er tot die tijd ook nog andere interessante bijeenkomsten voorbij komen, heeft een edcamp voor mij altijd iets bijzonders.

Een edcamp is een ontmoeting met onderwijsvrienden: een weerzien met oude en ontmoetingen met nieuwe onderwijsvrienden. Die vermenging van nieuw en oud gaat op zo’n dag heel organisch en vanzelf.
Alles wat er op een edcamp dag voorbij komt  heeft een positieve insteek. Iedereen die komt is nieuwsgierig naar de ander, staat open om te delen en heeft een passie voor ons prachtige vak. Alle deelnemers komen wat brengen en iedereen neemt wat mee terug naar huis. Het brengen hoeft niet direct het leiden van een workshop te zijn; je eigen ervaringen inbrengen, de vragen die je stelt en feedback die je geeft zijn vaak waardevol voor de ander. Onderwijsvrienden komen namelijk ook binnen met een vraag waar ze mee worstelen of met een tool die ze aan het ontwikkelen en waar ze feedback op nodig hebben. We brainstormen, we maken iets, we discussiëren, we wisselen boektips uit en sinds ons bezoek aan een edcamp in België hebben we ook de traditie overgenomen om wat lekkers mee te nemen.

Het is een dag vol trots, kwetsbaarheid, verwondering en inspiratie.

Edcamp is delen. En delen is vermenigvuldigen.
Delen kun je niet in je eentje, delen lukt alleen samen.
En wat is er mooier dan omdat met onderwijsvrienden te doen?

 

Bezoek van Dylan Wiliam aan Nederland

Het is al weer even geleden, maar afgelopen 3 t/m 5 september was Dylan Wiliam, na zijn bezoek aan het ministerie OC&W, weer in Nederland. Nu voor het meenemen van het onderwijs werkveld in de wereld van formatief evalueren.  Een speciaal evenement van de makers van Toetsrevolutie.

De documentaire “The Classroom Experiment” dateert van 2010, maar is nog steeds een veel aangehaalde bron als het gaat om het in beeld kennismaken met formatief evalueren. In 2011 schreef Wiliam “Embedded Formative Assessment”, waarvan in het Nederlands in 2013 een bewerkt en samengevat boekje is verschenen onder de titel : “Cijfers geven werkt niet”.

Inmiddels zijn we, door onderzoek, al veel meer te weten gekomen over wat wel en niet werkt in het onderwijs en dat werd deze dagen ook helder in de workshops die Wiliam gaf. Het gedachtegoed van formatief evalueren is versterkt, met name door opgedane kennis met betrekking tot de cognitieve leerpsychologie. Volgers van The Learning Scientist zullen herkennen dat Wiliam nu veel meer evicence-based te werk gaat en onderzoeksresultaten verwerkt in zijn formatief evalueren programma.

In zijn workshop houdt Wiliam een warm pleidooi voor het vasthouden en zelfs versterken van de aandacht voor kunstvakken. Zij dragen namelijk bij aan leesvaardigheden, aan persoonlijke ontwikkeling en voldoening en daar liggen zeker in de toekomst ook banen die niet te automatiseren zijn. Met alle druk op goed scoren op internationale onderzoeken als PISA dreigen deze kunstvakken ten onder te gaan.

Omdat het onderwijs een complex werkgebied is en iedere les weer een nieuwe situatie is, is het niet te doen om het perfecte lesgeven te definiëren. Wel kun je onderwijs verbeteren door kennis te hebben van wat werkt in welke situatie en wat niet. Docenten maken daarin het verschil. Dat betekent dat bij het professionaliseren van docenten niet zozeer gekeken moet worden naar waar de docent niet zo goed in is, maar dat je met name moet kijken naar verbeterpunten in het handelen en in de mindset van docenten, die de leerling helpen beter te worden.  De gebieden die bewezen veel invloed hebben op het beter worden van leerlingen zijn o.a. de mate van aangepaste instructie en de hoeveelheid docent geleide instructie. Beiden zitten ingebakken in de fundamenten van formatief evalueren. Wiliam heeft aangegeven dat ‘responsive teaching’ wellicht een term is die veel meer de lading dekt. Hij beschrijft dat mooi in de zin die antwoord geeft op “Waar gaat formatief evalueren over?” : Using evidence of achievement to adapt what happens in classrooms to meet learner needs.

Tijdens de workshop past Wiliam technieken toe die in het repertoire van de formatief werkende docent zitten. Hij stelt vragen waarbij je met tafelgenoten in gesprek moet, daarna moet er gestemd worden op een antwoord. Old school met het aantal vingers in de lucht voor het antwoord dat jij denkt. Daarop volgt een willekeurige selectie van wie een toelichting moet geven. Wat dan opvalt is dat bij doorvragen Wiliam regelmatig geen vraag stelt, maar een stelling geeft, of herhaalt wat de spreker zegt. Wat volgt is soms een ongemakkelijke stilte, maar altijd een uitvoeriger antwoord.  Hij ligt ook toe welke technieken hij inzet, met welk beoogd doel en waarom die techniek in die situatie werkt. De aanwezigen ervaren formatief evalueren in de praktijk, en dat voegt veel toe.

Aan bod komen verder nog de 21st century skills (die niet bestaan), rubrics, werk  veel met voorbeelden (van verschillende kwaliteit), weet welke vraag je stelt en plan die vooraf (een goed antwoord mag niet gekozen worden vanwege een foute redenatie, en stel je een vraag voor check van begrip of om een klasse discussie te voeren) en natuurlijk feedback. Voor feedback benadrukt Wiliam dat het van belang is dat de leerling iets met de feedback moet doen. Opmerkingen bij een toets schrijven zelf is nutteloos als de leerling niet vervolgens actief aan de slag gaat om de feedback te verwerken. Daarbij mag de feedback best iets later gegeven worden dan direct na de taak, bijvoorkeur op het moment dat de leerling dreigt te gaan vergeten. Hij wijst ons ook op het gevaar van feedback, van de acht mogelijke reacties op feedback zijn er slechts twee positief. Bedenk dus goed hoe je je feedback formuleert en gebruik daarin vooral het woordje ‘nog’! Een mooi citaat dat hij daarbij gebruikt is ‘Everything is hard, before it becomes easy.”

Een voor mij nieuw stuk theorie was over de opslag in je geheugen. Daarin is onderscheid tussen sterkte van de opslag (storage strength) en terughaal kracht (retrieval strength).

Storage strength is hoe goed iets opgeslagen is in het geheugen en kan alleen maar toenemen in sterkte.  Retrieval strength is hoe gemakkelijk je iets kunt ophalen uit je geheugen en deze kan zowel toe- als afnemen.

In het gegeven voorbeeld gaf een aanwezige aan, zijn eerste kenteken echt niet meer te herinneren. Waarop Wiliam aangaf dat als er een lijstje van kentekens getoond wordt met daartussen het eerste kenteken van die persoon, hij wel degelijk zijn eigen kenteken zal herkennen. Blijkbaar kennen de Engelsen hun BSN nummer allemaal uit hun hoofd, in de zaal bleek dat in Nederland niet het geval te zijn.

Hoe kun je storage strength en retrieval strength het beste vergroten? Door oefenen! En dan vooral oefenen met het ophalen van het geleerde uit het geheugen. Dat vergt ook dat er in de vraag iets moet zitten wat niet te veel voor de hand ligt, de leerling moet het liefste wat moeite moeten doen om de kennis te construeren uit zijn/haar geheugen.

 

Als ik terugkijk op deze dag, dan herken ik veel uit publicaties, webinars en boeken die ik al gelezen heb. De verrijking zit echt het het meer evidence-based onderbouwen en uitdiepen van formatief evalueren. Er is via de twitter hashtag #dwe2018 nog meer te lezen wat anderen de moeite waard vonden om te melden en te inspireren.

Gerelateerde links:

Presentaties van de gegeven workshops

http://toetsrevolutie.nl/?page_id=148

 

The Classroom Experiment (part 1)

https://www.youtube.com/watch?v=J25d9aC1GZA

The Classroom Experiment (part 2)

https://www.youtube.com/watch?v=1iD6Zadhg4M

 

The Learning Scientists

http://www.learningscientists.org/