Nu alle aandacht voor de examenklassen van cohort 19/20 wat aan het afzwakken is en schoolleidingen hun aandacht weer wat breder kunnen trekken zie ik een tweetal groepen waar nu de aandacht heen gaat: de voorexamen/PTA klassen en ‘de rest’. Die rest is dan meestal de volledige onderbouw.
Mijn gedachten in deze blog gaan naar die laatste groep: de onderbouw VO.
De eerste blog die ik las was die van Roald Jansen en Iko Doeland. Zij schetsen een aantal mogelijke scenario’s. Bij één scenario geven zij met een vraag aan of/dat die ongewenst kan zijn: Je baseert de bevordering op basis van de data (cijfers) die je al hebt tot het moment van onderwijs op afstand. En dat zette mij aan het denken: waarom zou dat scenario ongewenst zijn?
De secnario’s die Iko en Roald schetsen ogen mij wat organisatorisch van aard. Ik heb behoefte om vanuit de leerling te willen nadenken over wat een rechtvaardige en zinvolle (of beter mischien: kansrijke) bevordering voor die leerling is (of kan zijn). Een poging om mijn gedachten op een rij te krijgen is deze blog geworden.
Als we op alle data van september tot en met maart een rapport genereren dan is dat rapport gebaseerd op data van 7 maanden cijfers. Je mist de laatste 3 maanden van het schooljaar. Premier Rutte neemt nu 100% van de (verregaande) beslissingen op basis van 50% van wat hij weet. In vergelijking daarmee staan wij er beter voor!
Op basis van het maart rapport zijn er verschillende groepen leerlingen:
- Leerlingen die er goed voor staan en op basis van de bevorderingsnorm gewoon overgaan.
- Leerlingen die er twijfelachtig voorstaan. Op het randje van wel of niet, al dan niet in een bespreekgebied.
- Leerlingen die op basis van dit rapport niet over zouden gaan.
Deze driedeling voelt niet volledig. Ieder jaar zijn er leerlingen die met een eindsprint een ogenschijnlijk lastige uitgangspositie tot een goed einde weten te brengen. Andersom komt ook voor: leerlingen die op het laatst het toch niet red en hun overgang twijfelachtig maken of zelfs niet redden.
Dan heb je nog leerlingen die voorbeeldig zijn in het maken van huiswerk, die opletten in de les en die prima gedrag vertonen, maar voor wie het cognitief gezien aanpoten is om aangehaakt te blijven. De tegenovergestelde leerling is ook geen ombekende: die leerling die het zichzelf qua schoolattitude en gedrag lastig maakt, maar cognitief gezien eigenlijk geen probleem zou moeten hebben.
Het huidige lesgeven op afstand brengt daar nog wat complexiteit bij. Bij de volgende opsomming heb ik het over ‘wat er geleerd had kunnen worden´. Daarbij bedoel ik hier alleen ‘de aangeboden vakinhoud’. Ik denk zelf dat er heel veel andere zaken nu geleerd worden die minstens zo belangrijk zijn, maar bij het onderwerp bevorderen verwacht ik dat de meesten zullen kijken naar de kwalificerende aspecten.
- Leerlingen die thuis geen goede omgeving hebben om tot leren te komen. Of dat nou vanuit zorg is, een druk huishouden, een gedeelde laptop, moeite met plannen en uitvoeren van planning, spanning in het gezin: de uitkomst is dat er niet geleerd is wat er geleerd had kunnen worden, waarbij de oorzaak buiten de leerling ligt;
- Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar die erg leunen op persoonlijke aandacht van de docent, diens uitleg, feedack & aanmoedigen. Die dat extra stukje nodig hebben en dat nu niet of in veel mindere mate ervaren. Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, en de oorzaak ligt ook hier grotendeels buiten de leerling;
- Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar qua structuur aanbrengen, organiseren en doorzetten wel willen, hun best doen, maar het lukt ze gewoon niet. De mentor/docent /ouder springt al dan niet bij waar het kan, maar uiteindelijk mist ook deze leerling deadlines, vergeet dingen te doen of in te leveren. Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, en dat ligt buiten de leerling (die deze situatie eenmaal overkomen is en zijn best doet om te voldoen aan verwachtingen);
- Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar de hangouts vanuit hun bed volgen, inleverdeadlines missen of gewoon opdrachten niet of slechts deels doen. Leerlingen die daar zelf ook voor kiezen. Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, maar de oorzaak daarva is een bewuste keuze van de leerling;
- En dan zijn er leerlingen die opbloeien danwel floreren bij een grote mate van zelfsturing, keuzes kunnen maken, eigen tempo kunnen pakken en die misschien wel meer leren dan er geleerd had moeten worden.
Over het inhoudelijke leren (vakkennis) van de laatste drie maanden zou je iets kunnen zeggen door opdrachten te beoordelen en/of toetsen af te nemen en te scoren,
Als de uitkomsten daarvan in orde zijn, dan zou je kunnen zeggen dat de leerling klaar is voor de overgang naar komend jaar.
Er zijn echter ook groepen leerlingen – zoals ik hierboven aangaf – bij wie dat niet het geval is. Wat doe je dan daarmee? Wat is daar een wijze beslissing?
Noot: ik laat hier buiten beschouwing of alle benodigde lesstof aan bod is gekomen dit schooljaar. Dat is een andere discussie, namelijk: hoe verandert de lesstofverdeling over jaarlagen door keuzes die vaksecties maken hierin?
Ik krijg mijn hoofd niet om een systeem of werkwijze die vooraf precies kan definieren wat …als…
Er zijn te veel variabelen.
Een poging een vereenvoudigd schema op te stellen:
Rapport maart | Hoe verder? |
Gaat over | Voorlopig over, mits werkhouding in orde blijft. |
Twijfel | Gaat over, onder voorwaarden dat voldaan wordt aan het afgesproken verbeterplan. |
Gaat niet over | Gaat nog niet over, pas als voldaan wordt aan het verbeterplan. |
Op basis van het maart rapport valt een leerling in één van deze drie groepen.
Het geeft geen vrijbrief aan het gros van de leerlingen die op basis hiervan over zal gaan, omdat werkhouding een ‘stok achter de deur’ is en blijft voor docent/mentor om het overgaan ter discussie te stellen als dat nodig is. Dat leerlingen wat verslappen is op zich niet gek of vreemd. Zat leerlingen berekenen normaal voor hun laatste toetsweek ook al wat ze moeten gaan halen om geen onvoldoende te komen staan en passen hun inspanning daar op aan.
Voor de leerlingen met twijfel en niet overgaan maak je wat mij betreft een individueel plan. Ik heb het een verbeterplan genoemd omdat ik zichtbaar een verandering wil zien. Dat verbeterplan is maatwerk: een plan waarin de mentor aan geeft wat we (mentor/docent/klasgenoot?) terug willen zien van de leerling (algemeen en per vak indien van toepassing). De leerling en ouder brengen in welke beperkende factoren of nadelige condities er zijn voor de leerling en samen worden afspraken gemaakt over hoe daar mee omgegaan wordt de komende periode. Tegelijk kijk je samen wie welke ondersteuning kan en gaat bieden. Je spreekt ook af hoe en op welke momenten vooruitgang bepaald wordt.
Mijn idee bij het maken van afspraken over het bepalen van vooruitgang: daar zou ik het liefst niet kijken naar de nieuwe lesstof. Voor de leerling die al op overstaan stond kijken we daar ook niet echt naar in dit schema. Vakinhoudelijk zou ik het liefst afspraken maken over reeds behandelde lesstof die een belangrijke basis vormt voor verder leren en die nu herhaald en verbeterd moet worden.
Daarmee zal niet iedereen het eens zijn. Ik hoor en zie aardig wat scholen die gewoon met hun programma zijn doorgegaan en alle leststof die gepland stond conform de oorspronkelijke planning hebben aangeboden. Ik ben van mening dat de leef- en leeromstandigheden van menig leerling niet optimaal zijn geweest. Daardoor zal wat er geleerd is zo uiteen lopen tussen allle leerlingen, dat je er komend schooljaar niet aan ontkomt om aandacht aan al die verschillen te geven: leerlingen komen meer dan voorheen niet met dezelfde gevulde rugzak het nieuwe schooljaar binnen. Als school /vaksectie moet je daar echt iets mee. Dat niet doen is wat mij betref met oogkleppen op kijken naar het onderwijs en het leren van nu.
Het is met elkaar zoeken naar een manier om een besluit te te nemen wat rechtvaardig en kansrijk is. In het verbeterplan moeten die beiden duidelijk terug komen: focus je afspraken op wat recht doet aan de leerling en diens situatie. Met wat haalbaar (realistisch) is voor de leerling en met de vakinhoud gericht op vergroten van de kansen voor komend jaar.
En als rechtvaardig en kansrijk op gespannen voet met elkaar komen ?
Daar kun je ook op verschillende manieren naar kijken: Vraag het de leerling / ouder. Geef de leerling het voordeel van de twijfel. Maak (vooraf) een keuze welke van de twee je prioriteit geeft. Laat de rapportvergadering stemmen. En misschien bedenk je nog wel manieren.
In mijn gedachten over een verbeterplan ga ik uit van het principe dat de leerling en ouders tijdig de boodschap krijgen en er ook nog voldoende tijd en ruimte is om aan de slag te gaan en te laten zien wat hij /zij ondanks alle omstandigheden in huis heeft.
Wat mij betreft dus na de mei vakantie direct dat maart rapport uitdraaien, delen en de gesprekken voor de verbeterplannen moeten zo snel mogelijk starten!
Op facebook werd de volgende reactie gegeven door Jasper Beckeringh die ik erg waardevol vind en daarom hier ook aan teoegevoegd heb:
Ik denk dat je voor je na gaat denken over het bevorderen of laten zitten van een kind je eerst moet kijken naar de opbrengst van het laten zitten van een kind. Die opbrengst is in de meeste gevallen negatief. Je werpt dus een blokkade op in het leerproces van een leerling.
Het kan altijd gebeuren dat er externe redenen zijn waarom het voor een leerling beter is het jaar nog een keer te doen (ziekte, thuissituatie etc.) maar dat zijn de uitzonderingen.
Natuurlijk kun je de vooruitgang van een leerling in kaart brengen en afzetten tegenover waar de leerling zou moeten zijn gezien eerdere ervaringen. Dus een leerling afrekenen op basis daarvan kan. De vraag is alleen: waar is die leerling dan mee geholpen bij een dergelijke afrekening?
Een persoonlijk plan van ontwikkeling is dan zeker een goede optie. Waarbij niet alleen aandacht is voor inhalen van achterstanden, maar ook aandacht voor wat nu even geen prioriteit is. Verwachten dat een kind in deze situatie in staat is alle achterstanden weg te werken, is het hebben van onredelijke verwachtingen. Als je niet van jezelf verwacht dat je de feedback en begeleiding kan geven die je normaal geeft, kun je ook niet die prestaties van leerlingen verwachten. Streep dus weg wat niet te verwachten valt van een leerling, zodat ze ook echt de kans hebben om achterstanden weg te werken waar het noodzakelijk is.
Uiteindelijk moet onderwijs gaan over het helpen van de leerlingen in hun groei. Het jaar overdoen helpt hen zelden in die groei. Bij een situatie als deze waar een externe factor zeker een grote rol speelt in ongeveer een derde van het jaar, is het niet te verdedigen dat je leerlingen gaat afrekenen op resultaten.
Ik zou dus gaan voor de optie “over tenzij” in plaats van de gebruikelijke “mits”. Tenzij er hele duidelijke gronden zijn op basis waarvan het de verwachting is dat we de leerling schaden in het leerproces door de leerling over te laten gaan, is de leerling over.
Die gronden zijn niet “heeft een onvoldoende voor meerdere vakken” dat is het denken in termen van mits. Maar wel “heeft de extra ruimte gekregen en een specifiek begeleidingsplan, maar heeft op de specifieke gebied geen groei door weten te maken in de basisvaardigheden”.