Bevorderen van cohort 19/20 (VO)

Nu alle aandacht voor de examenklassen van cohort 19/20 wat aan het afzwakken is en schoolleidingen hun aandacht weer wat breder kunnen trekken zie ik een tweetal groepen waar nu de aandacht heen gaat: de voorexamen/PTA klassen en ‘de rest’. Die rest is dan meestal de volledige onderbouw.

Mijn gedachten in deze blog gaan naar die laatste groep: de onderbouw VO.
De eerste blog die ik las was die van Roald Jansen en Iko Doeland. Zij schetsen een aantal mogelijke scenario’s. Bij één scenario geven zij met een vraag aan of/dat die ongewenst kan zijn: Je baseert de bevordering op basis van de data (cijfers) die je al hebt tot het moment van onderwijs op afstand. En dat zette mij aan het denken: waarom zou dat scenario ongewenst zijn?

De secnario’s die Iko en Roald schetsen ogen mij wat organisatorisch van aard. Ik heb behoefte om vanuit de leerling te willen nadenken over wat een rechtvaardige en zinvolle (of beter mischien: kansrijke) bevordering voor die leerling is (of kan zijn). Een poging om mijn gedachten op een rij te krijgen is deze blog geworden.

Als we op alle data van september tot en met maart een rapport genereren dan is dat rapport gebaseerd op data van 7 maanden cijfers. Je mist de laatste 3 maanden van het schooljaar. Premier Rutte neemt nu 100% van de (verregaande) beslissingen op basis van 50% van wat hij weet. In vergelijking daarmee staan wij er beter voor!

Op basis van het maart rapport zijn er verschillende groepen leerlingen:

  1. Leerlingen die er goed voor staan en op basis van de bevorderingsnorm gewoon overgaan.
  2. Leerlingen die er twijfelachtig voorstaan. Op het randje van wel of niet, al dan niet in een bespreekgebied.
  3. Leerlingen die op basis van dit rapport niet over zouden gaan.

Deze driedeling voelt niet volledig. Ieder jaar zijn er leerlingen die met een eindsprint een ogenschijnlijk lastige uitgangspositie tot een goed einde weten te brengen. Andersom komt ook voor: leerlingen die op het laatst het toch niet red en hun overgang twijfelachtig maken of zelfs niet redden.
Dan heb je nog leerlingen die voorbeeldig zijn in het maken van huiswerk, die opletten in de les en die prima gedrag vertonen, maar voor wie het cognitief gezien aanpoten is om aangehaakt te blijven. De tegenovergestelde leerling is ook geen ombekende: die leerling die het zichzelf qua schoolattitude en gedrag lastig maakt, maar cognitief gezien eigenlijk geen probleem zou moeten hebben.

Het huidige lesgeven op afstand brengt daar nog wat complexiteit bij. Bij de volgende opsomming heb ik het over ‘wat er geleerd had kunnen worden´.  Daarbij bedoel ik hier alleen ‘de aangeboden vakinhoud’. Ik denk zelf dat er heel veel andere zaken nu geleerd worden die minstens zo belangrijk zijn, maar bij het onderwerp bevorderen verwacht ik dat de meesten zullen kijken naar de kwalificerende aspecten.

  • Leerlingen die thuis geen goede omgeving hebben om tot leren te komen. Of dat nou vanuit zorg is, een druk huishouden, een gedeelde laptop, moeite met plannen en uitvoeren van planning, spanning in het gezin: de uitkomst is dat er niet geleerd is wat er geleerd had kunnen worden, waarbij de oorzaak buiten de leerling ligt;
  • Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar die erg leunen op persoonlijke aandacht van de docent, diens uitleg, feedack & aanmoedigen. Die dat extra stukje nodig hebben en dat nu niet of in veel mindere mate ervaren. Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, en de oorzaak ligt ook hier grotendeels buiten de leerling;
  • Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar qua structuur aanbrengen, organiseren en doorzetten wel willen, hun best doen, maar het lukt ze gewoon niet. De mentor/docent /ouder springt al dan niet bij waar het kan, maar uiteindelijk mist ook deze leerling deadlines, vergeet dingen te doen of in te leveren.  Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, en dat ligt buiten de leerling (die deze situatie eenmaal overkomen is en zijn best doet om te voldoen aan verwachtingen);
  • Leerlingen die thuis een goede werkomgeving hebben, maar de hangouts vanuit hun bed volgen, inleverdeadlines missen of gewoon opdrachten niet of slechts deels doen. Leerlingen die daar zelf ook voor kiezen. Deze leerlingen leren niet wat er geleerd had kunnen worden, maar de oorzaak daarva is een bewuste keuze van de leerling;
  • En dan zijn er leerlingen die opbloeien danwel floreren bij een grote mate van zelfsturing, keuzes kunnen maken, eigen tempo kunnen pakken en die misschien wel meer leren dan er geleerd had moeten worden.

Over het inhoudelijke leren (vakkennis) van de laatste drie maanden zou je iets kunnen zeggen door opdrachten te beoordelen en/of toetsen af te nemen en te scoren,
Als de uitkomsten daarvan in orde zijn, dan zou je kunnen zeggen dat de leerling klaar is voor de overgang naar komend jaar.
Er zijn echter ook groepen leerlingen – zoals ik hierboven aangaf – bij wie dat niet het geval is. Wat doe je dan daarmee? Wat is daar een wijze beslissing?

Noot: ik laat hier buiten beschouwing of alle benodigde lesstof aan bod is gekomen dit schooljaar. Dat is een andere discussie, namelijk: hoe verandert de lesstofverdeling over jaarlagen door keuzes die vaksecties maken hierin?

Ik krijg mijn hoofd niet om een systeem of werkwijze die vooraf precies kan definieren wat …als…
Er zijn te veel variabelen.
Een poging een vereenvoudigd schema op te stellen:

Rapport maart Hoe verder?
Gaat over Voorlopig over, mits werkhouding in orde blijft.
Twijfel Gaat over,  onder voorwaarden dat voldaan wordt aan het afgesproken verbeterplan.
Gaat niet over Gaat nog niet over, pas als voldaan wordt aan het verbeterplan.

Op basis van het maart rapport valt een leerling in één van deze drie groepen.
Het geeft geen vrijbrief aan het gros van de leerlingen die op basis hiervan over zal gaan, omdat werkhouding een ‘stok achter de deur’ is en blijft voor docent/mentor om het overgaan ter discussie te stellen als dat nodig is. Dat leerlingen wat verslappen is op zich niet gek of vreemd. Zat leerlingen berekenen normaal voor hun laatste toetsweek ook al wat ze moeten gaan halen om geen onvoldoende te komen staan en passen hun inspanning daar op aan.

Voor de leerlingen met twijfel en niet overgaan maak je wat mij betreft een individueel plan. Ik heb het een verbeterplan genoemd omdat ik zichtbaar een verandering wil zien. Dat verbeterplan is maatwerk: een plan waarin de mentor aan geeft wat we (mentor/docent/klasgenoot?) terug willen zien van de leerling (algemeen en per vak indien van toepassing). De leerling en ouder brengen in welke beperkende factoren of nadelige condities er zijn voor de leerling en samen worden afspraken gemaakt over hoe daar mee omgegaan wordt de komende periode. Tegelijk kijk je samen wie welke ondersteuning kan en gaat bieden.  Je spreekt ook af hoe en op welke momenten vooruitgang bepaald wordt.

Mijn idee bij het maken van afspraken over het bepalen van vooruitgang: daar zou ik het liefst niet kijken naar de nieuwe lesstof. Voor de leerling die al op overstaan stond kijken we daar ook niet echt naar in dit schema. Vakinhoudelijk zou ik het liefst afspraken maken over reeds behandelde lesstof die een belangrijke basis vormt voor verder leren en die nu herhaald en verbeterd moet worden.

Daarmee zal niet iedereen het eens zijn. Ik hoor en zie aardig wat scholen die gewoon met hun programma zijn doorgegaan en alle leststof die gepland stond conform de oorspronkelijke planning hebben aangeboden. Ik ben van mening dat de leef- en leeromstandigheden van menig leerling niet optimaal zijn geweest. Daardoor zal wat er geleerd is zo uiteen lopen tussen allle leerlingen, dat je er komend schooljaar niet aan ontkomt om aandacht aan al die verschillen te geven: leerlingen komen meer dan voorheen niet met dezelfde gevulde rugzak het nieuwe schooljaar binnen. Als school /vaksectie moet je daar echt iets mee. Dat niet doen is wat mij betref met oogkleppen op kijken naar het onderwijs en het leren van nu.

Het is met elkaar zoeken naar een manier om een besluit te te nemen wat rechtvaardig en kansrijk is.  In het verbeterplan moeten die beiden duidelijk terug komen: focus je afspraken op wat recht doet aan de leerling en diens situatie. Met wat haalbaar (realistisch) is voor de leerling en met de vakinhoud gericht op vergroten van de kansen voor komend jaar.

En als rechtvaardig en kansrijk op gespannen voet met elkaar komen ?

Daar kun je ook op verschillende manieren naar kijken: Vraag het de leerling / ouder.  Geef de leerling het voordeel van de twijfel. Maak (vooraf) een keuze welke van de twee je prioriteit geeft. Laat de rapportvergadering stemmen. En misschien bedenk je nog wel manieren.

In mijn gedachten over een verbeterplan ga ik uit van het principe dat de leerling en ouders tijdig de boodschap krijgen en er ook nog voldoende tijd en ruimte is om aan de slag te gaan en te laten zien wat hij /zij ondanks alle omstandigheden in huis heeft.

Wat mij betreft dus na de mei vakantie direct dat maart rapport uitdraaien, delen en de gesprekken voor de verbeterplannen moeten zo snel mogelijk starten!

 

 

Op facebook werd de volgende reactie gegeven door Jasper Beckeringh  die ik erg waardevol vind en daarom hier ook aan teoegevoegd heb:

Ik denk dat je voor je na gaat denken over het bevorderen of laten zitten van een kind je eerst moet kijken naar de opbrengst van het laten zitten van een kind. Die opbrengst is in de meeste gevallen negatief. Je werpt dus een blokkade op in het leerproces van een leerling.

Het kan altijd gebeuren dat er externe redenen zijn waarom het voor een leerling beter is het jaar nog een keer te doen (ziekte, thuissituatie etc.) maar dat zijn de uitzonderingen.

Natuurlijk kun je de vooruitgang van een leerling in kaart brengen en afzetten tegenover waar de leerling zou moeten zijn gezien eerdere ervaringen. Dus een leerling afrekenen op basis daarvan kan. De vraag is alleen: waar is die leerling dan mee geholpen bij een dergelijke afrekening?

Een persoonlijk plan van ontwikkeling is dan zeker een goede optie. Waarbij niet alleen aandacht is voor inhalen van achterstanden, maar ook aandacht voor wat nu even geen prioriteit is. Verwachten dat een kind in deze situatie in staat is alle achterstanden weg te werken, is het hebben van onredelijke verwachtingen. Als je niet van jezelf verwacht dat je de feedback en begeleiding kan geven die je normaal geeft, kun je ook niet die prestaties van leerlingen verwachten. Streep dus weg wat niet te verwachten valt van een leerling, zodat ze ook echt de kans hebben om achterstanden weg te werken waar het noodzakelijk is.

Uiteindelijk moet onderwijs gaan over het helpen van de leerlingen in hun groei. Het jaar overdoen helpt hen zelden in die groei. Bij een situatie als deze waar een externe factor zeker een grote rol speelt in ongeveer een derde van het jaar, is het niet te verdedigen dat je leerlingen gaat afrekenen op resultaten.

Ik zou dus gaan voor de optie “over tenzij” in plaats van de gebruikelijke “mits”. Tenzij er hele duidelijke gronden zijn op basis waarvan het de verwachting is dat we de leerling schaden in het leerproces door de leerling over te laten gaan, is de leerling over.

Die gronden zijn niet “heeft een onvoldoende voor meerdere vakken” dat is het denken in termen van mits. Maar wel “heeft de extra ruimte gekregen en een specifiek begeleidingsplan, maar heeft op de specifieke gebied geen groei door weten te maken in de basisvaardigheden”.

We gaan allemaal formatief! Eerste stapjes….

De huidige situatie van lessen op afstand geeft diverse stimulansen aan het onderwijs. Of deze allemaal toekomstbestendig zijn en of we ze willen behouden is iets wat we pas op termijn kunnen gaan beoordelen met elkaar. Een verwachting (of hoop) van velen is dat de ondewijswereld er straks formatiever uit ziet. Mijn zorg bij uitingen hierover probeer ik hier te beschrijven.
De aanloop daarnaar is een waarneming van de aard van de gesprekken sinds de start van lessen op afstand tot nu.

Kleine noten vooraf:

  1. Ik ben een VO docent en het meeste van wat ik in de media lees geeft vooral dat perspectief en dat is ook de bril waardoor ik kijk. Vandaar dat mijn waarneming meer die blik heeft.
  2. Ik benoem de rode draad die ik waargenomen heb, dus dat betekent bijvoorbeeld niet dat ik niks heb gezien in de eerste week over zorg voor kwetsbare kinderen, die zorg was er wel degelijk maar vormde niet de hoofdmoot van wat ik zag en las.

Sinds de start van het lesgeven op afstand zie ik een verschuiving in waar de gesprekken op school over gaan. Een poging om dat in een schema te gieten is deze:

De structuur en organisatie die ik om de drie bollen heen heb getekend zit eigenlijk ook in ieder bol apart. Je moet zowel m.b.t. de techniek, als de vakinhoud als de didactiek nadenken over hoe je daar structuur in aan brengt en hoe je dat organiseert.

In de eerste week zag ik vooral veel uitwisseling over de techniek:

Welke tools / systemen kiezen we om contact te onderhouden met leerlingen en om de lessen online te brengen. Hoe werken deze tools, wat zijn voor- en nadelen? Veel vragen en antwoorden vanuit: “Hoe doe jij…” , “Het lukt me niet om….”. Ook de organisatie daarvan en het maken van afspraken binnen de school over het gebruik ervan kwamen voorbij. In de 2e week kwamen daar ook wat meer de gedragsregels bij en ging de uitwisseling wat meer over inhoudelijke deling van tips en trucs binnen de gekozen tools.
Tegelijk moesten er keuzes gemaakt worden t.a.v. bijvoorbeeld in welke structuur gaan we lessen aanbieden in de zin van: welk rooster gaan we de leerlingen (en docenten) voorleggen? Er werd nauwelijks uitgewisseld over Wat is een les nu eigenlijk?

In de 3e week verschoof de aandacht naar didactiek, maar nog wel vanuit een technische insteek en een primaire blik op toetsen.
In tal van webinars, blogs en uitwisselingen op sociale media kwam alle digitale toets tools langs. Van de wat meer bekende Kahoot, Socrative, Quizlet, Quyan, moodle, google forms etc naar de minder bekende test-correct, exam.net, GoConqr etc. Ergens wel logisch want de eindexamens gaan niet door, de schoolexamens worden wel afgerond en hoe zou je dat dan betrouwbaar kunnen doen op afstand. De focus lag vooral op : welke tool kies ik om te toetsen, hoe werkt die tool en hoe voorkom ik zo veel mogelijk fraude (of anders gezegd: hoe verhoog ik de betrouwbaarheid).
In die periode verschenen ook een aantal blogs van o.a. de schrijvers van Wijze lessen, die de aandacht meer probeerden te richten op de didactiek en vakinhoud, vanuit een misschien wel meer pedagogische bril: wat doet deze situatie met leerlingen, de verschillen in thuis situaties mag je niet uit het zicht verliezen en sterker nog: die moeten misschien wel meer bepalend zijn in de keuzes die je nu als docent (of school) maakt: kun je wel door in het geplande tempo, hoe activeer je leerlingen op afstand (zonder massaal in challenges te duiken), hoe kun je de ongelijkheid positief beïnvloeden. Hoe bouw je een les op?

In week 4, nu we weten dat de periode wat langer gaat duren, komen andere discussies los. Meer onderwerpen uit de buitense cirkel van zorg en de bol van vakinhoud komen er nu bij: O.a. wat een aantal docenten al eerder aangaven maar nu meer podium krijgt: zorg voor de kwetsbare kinderen thuis. Kinderen die uit het zicht zijn, kinderen waar we ons zorgen om maken. Ook beginnen nu gesprekken te ontstaan in het verlengde van het wel of niet toetsen: hoe gaan we leerlingen bevorderen? Komen ze nog naar school en komt er dan een summatieve toetsperiode? Welke alternatieve scenario’s zijn denkbaar? Mijn schooleiding heeft nadrukkelijk nu ook de vraag: kijk per sectie en jaarlaag naar je onderwijsprogramma: wat moet je echt nog doen en kun je doen op afstand? Wat niet en wat betekent dat voor dit en komend jaar? Hoe denken jullie als sectie de vraag te kunnen gaan beantwoorden of iemand overkan voor je vak.
T.a.v. vakinhoud lijk ik in het PO wel iets meer te zien dat daar al eerder de aandacht op taal, lezen, en rekenen is gelegd en minder op de andere vakken. Ook in het PO, wat denk ik nog sterker leunt op de contacten, zag ik zorg al eerder. Wat ik lees is echter voornamelijk VO georienteerd en daar ligt ook mijn antenne, vandaar dat mijn verhaal wellicht meer op het VO gebaseerd is dan het PO.

We gaan massaal formatief toetsen

In het didactisch vlak komt de term formatief toetsen in heel veel berichten nu voorbij. Iedereen is overgestapt van summatief naar formatief lijkt het wel.
Los van het feit dat formatief geen eigenschap is van een toets maar een eigenschap van de conclusies die je op basis van de resultaten van die toets kunt trekken : waar moet je aan denken bij formatief?

Rondom formatief werken zijn er een aantal modellen in omloop:

Dylan Wiliam
Gulikes en Baartman
Linque Consult

En het maakt niet uit welk model je kiest:er is altijd sprake van een cyclus.
De aandacht die er nu is op formatief toetsen zou ik willen plaatsen in het kurkentrekker model dat o.a. door Bob Hofmann & schoolinfo met de samenwerkende scholen is ontwikkeld:

Nu we op een fysieke afstand zitten t.o.v. de leerling, moeten we nieuwe manieren verzinnen om waar te nemen waar de leerling staat in zijn of haar leren. Of om de leerling de kans te geven zelf te kijken waar hij/of zij staat t.o.v. het beoogde leerdoel. Als het om die nieuwe manieren gaat, dan gaan we digitale toetsen inzetten. Die toetsen (nog even los van de discussie of de leerling zelf de antwoord heeft gegeven, een klasgenoot dat gedaan heeft of een behulpzame broer of zus) zeggen op een moment iets over de vragen die jij gesteld hebt en geven jou (en de leerling) een beeld: hoe sta je er nu voor t.o.v. de leerdoelen die bevraagd zijn. Vaak is dat een verhouding, percentage, punten of berekende score.

Op dit punt is dat voor mij nog geen formatief moment. Ik zou dit een diagnostisch moment willen noemen. Een analogie: We willen de temperatuur meten dus meten we dat met een thermometer die aangeeft of het goed is (binnen de vooraf bepaalde marge van goed) of dat we ons zorgen moeten maken. Het uitspreken van het compliment of het delen van de zorg zou je, met een beetje goede wil, onder feedback kunnen scharen. Het gros van de zo gedane metingen zal ook op de dimensie vakinhoud zitten en niet op het proces, kwaliteiten of leerstand.
In mijn ogen (en daar zit zeker een oordeel in): de nadruk in deze fase van het leren op afstand zou niet de vakinhoud moeten zijn, maar in ieder geval: proces en leerstand. Hoe gaat een kind om met deze situatie, hoe vormt hij/zij het leerproces thuis, welke belemmeringen en kansen zitten daar? Welke angsten of zorgen heeft het kind. Zijn er ook successen te vieren? Hoe ziet de werkplek er thuis uit? Welke rol hebben ouders nu thuis t.a.v. het leren? Al deze vragen zijn randvoorwaardelijk voor leren en presteren. Daarmee zeg ik overigens niet dat je geen vakinhoud moet aanbieden of daar eisen aan zou mogen stellen. Zeker wel, omdat het ook een middel is om achter al die andere aspecten te komen, maar ook omdat sommige leerlingen klaar zijn om op de vakinhoud uitgedaagd te worden. Het feit dat de leerstand en dus het leervermogen bij leerlingen verschillend is, baart mij wel zorgen. Zorgen over hoe ik dat nu passende aandacht moet geven, maar ook zorg over hoe we dit straks weer goed kunnen oppakken als we weer naar school gaan. Die verschillen waren er al in de normale lessituaties, en worden m.i. in de huidige situatie alleen maar versterkt zichtbaar (laat dat één van de winstpunten zijn: dat we meer of bewuster oog krijgen voor de wereld achter het kind in les- en leersituaties).

Wanneer wordt zo’n digitale toets dan wel formatief? Voor mij: als de resultaten van die toets (in dit geval) mede bepalend zijn voor de keuze die je vanaf dat moment maakt in je les voor die leerling / groep leerlingen. Of als hier een vervolg actie voor de leerling uit voortkomt: de leerling die iets met die resultaten moet gaan doen. Dit is de feedforward, de vervolgacties, de hoe nu verder.
In mijn ogen heb je het dan weer over de didactiek. Niet een toets als sec meetmoment, maar een start voor verder leren. Dus voor mij ook niet om op basis hiervan (deze ene toets) een oordeel te vellen over een bevordering, of een definitief oordeel te geven over beheersing van deel van de lesstof. Deze lesstof zal nog op meerdere momenten en wellicht ook op meerdere manieren aan bod komen en mij informatie opleveren. Een volgende les start ik bijvoorbeeld met een quizje over stof van vorige activiteiten of vorige weken; ik werk met wisbordjes in een online les; leerlingen beantwoorden vragen in een Edpuzzle uitleg video etc. Allemaal meetmomenten die een totaalbeeld vormen.

Bovenin het kurkentrekker model staat de Formatieve Cultuur. Deze bedoelt Bob als cultuur binnen een school. Voor nu zou ik dat even wat kleiner willen maken namelijk naar een formatieve cultuur in je klas. In een formatieve cultuur in je klas hebben de leerlingen meer aandacht voor het leren zelf en zijn ze minder gericht op het presteren. Een deel daarvan komt omdat je toetsen structureel inzet als startmoment van verder leren. Dat geeft een cultuur van faalvaardig zijn: fouten maken is onderdeel van je leren, fouten moet je omarmen want die helpen je verder. In zo’n cultuur speelt de betrouwbaarheid die ik eerder noemde een vele kleinere rol: de behoefte om te frauderen, om die behulpzame broer of zus in te zetten is kleiner, want die helpt de leerling niet verder in zijn of haar eigen leren.

Als wij nu aangeven dat die “digitale formatieve toets” een O, V, G oplevert of ook een cijfer krijgt die we vastleggen dan wordt dit moment een moment om te moeten presteren, wat de behoefte aan ‘fraude’ zal doen toenemen.
Maar ook als je aangeeft dat die “digitale formatieve toets” op geen enkele wijze meetelt, dan ben je er nog niet: heb je een formatieve cultuur in je klas? Als je daar niet vanaf het begin van het schooljaar mee bezig bent geweest dan moet je niet verwachten dat de klas nu ineens de focus op het leren gaat leggen! Want wat je gaat zien is dat als het niet meetelt, en de leercultuur is niet gangbaar, dan gaat een groot deel van je klas vermoedelijk minder doen, of het niet serieus maken. De discussie verschuift dan meer naar een discussie over motivatie dan in het lesgeven op afstand. Leerlingen worden veelal opgevoed in een summatieve cultuur en zijn gewend om te werken voor een cijfer. Ook als scholen minder zijn gaan toetsen, is die formatieve cultuur er nog niet. Dat is iets waar je als volledig team aan moet werken. Met elkaar en met de leerlingen. Werken naar een formatieve cultuur is een proces dat wellicht jaren duurt om te bereiken. Laten we niet de illusie hebben (en daarmee de frustraties) dat we dat nu in een paar weken kunnen afdwingen. Ik denk wel dat scholen die als team al bewust hierin stappen aan het zetten waren, dit moment kunnen gebruiken als versneller of versteviging van de ingezette weg.

De motivatie van leerlingen beïnvloeden is voor ons als docenten nu nog lastiger dan voorheen, toen we de leerling nog meerdere keren per week voor ons zagen in het lokaal en op de gangen. Ik heb daar ook geen pasklaar antwoord op. Bedenk voor jezelf goed waar hier je cirkel van invloed begint en eindigt en voorzie de mentor/coach van wat je waarneemt. Laat die mentor/coach het gesprek met de leerling en ouders aangaan.
Binnen je cirkel van invloed liggen o.a. (uitgangspunten die ik nu hanteer)

  • Zorg voor een realistisch werkpakket qua hoeveelheid (tijd voor de leerling) en haalbaarheid (niveau sluit aan bij leerling, doe aan herhaling)
  • Denk in leeractiviteiten die het leren zichtbaarder maken en niet in lessen
  • Bouw interactie in (tussen leerlingen, tussen jou en leerling en jou en leerlingen)
  • K.I.S.S. (Keep it simple stupid): zorg dat het laagdrempelig is en ook jou niet onevenredig veel tijd kost; maak keuzes voor een vaste werkwijze en vaste tools
  • Communiceer zorgen & successen over en van je leerlingen met je collega’s, mentoren en coaches en ouders: de driehoek: School-Ouder-Kind is zeker nu essentieel

Samengevat: ik denk dat er veel kansen liggen om losser te komen van summatieve cultuur en meer te bewegen naar een formatieve cultuur. In die ontwikkelingen gaan veel misvattingen over formatief lesgeven nog voorbij komen. Laten we die ontwikkeling omarmen, maar laten we tegelijkertijd ook zorgen dat scholen voldoende expertise in huis hebben om die misvattingen op tijd te adresseren en uit de weg te ruimen. Het zou zo maar eens een goede en gewenste ontwikkeling een verkeerde kant op sturen.

Een paar mogelijke bronnen om verder te lezen:

Programmatisch toetsen (Vernieuwenderwijs)

Binnen het hogerberoepsonderwijs is een nieuwe vorm van toetsen in opkomst: programmatisch toetsen. Een vorm van toetsen en leren met als doel om breder te kijken naar de student als geheel, om zo een valide oordeel te vellen over de competenties van de student. Waarom is dat wenselijk? Wat is programmatisch toetsen dan precies? Hoe kun je er mee aan de slag? Dat en meer lees je in dit artikel!

COLLECTIEF IN VAKMANSCHAP, BETER THUIS IN AFSTANDSONDERWIJS (Lerarencollectief)

Diverse korte video’s. Gerelateerd aan deze blog: Dominique Sluijsmanns, Pedro de Bruyckere, Kees van Overveld

Risico’s en kansen van digitaal onderwijs (Gino Camps)

Gino Camps (mede auteur Wijze lessen) wijst op mogelijkheden van afstandsonderwijs maar ook op de valkuilen die je tegenkomt. Hij geeft aan hoe je die valkuilen vermijdt door je lessen goed voor te bereiden en daarbij goed na te denken over welke leeractiviteiten je kiest om je lesdoelen te bereiken.