Geen cijfers meer week 4 – met obstakels

Geen verandering zonder weerstand en tegenslagen. Dat blijkt deze week wel.

Deze week hebben mijn leerlingen een afsluitende toets gemaakt. Althans dat was de bedoeling: ik wou graag nog één keer bevestigd zien wat ik dacht al te weten. Maar ook deze toets is een dikke formatieve toets worden geworden.  Als ik de resultaten voor mezelf omzet naar cijfers (wat dus niet de bedoeling is, maar wat mij wel een check geeft) dan is het gemiddelde een 6,0 met 7 onvoldoendes die ook echt diepe onvoldoendes zijn. Twee daarvan verrassen mij heel erg.

omdenken toets

Wat is er gebeurd? In de afgelopen weken heb ik leerlingen regelmatig een formatieve toets gegeven. Zowel op papier als digitaal. Aan het begin was dat een papieren versie. We starten de week met een check over de stof van de vorige week. Die toetsen keken ze van elkaar na, schreven leerpunten op en die heb ik daarna ook nog voorzien van feedback. Op basis van hun resultaten ben ik hun vaardigheden gaan bijhouden.  De laatste week startte met een digitale toets. Iets omvangrijker en over iets meer vaardigheden. Op die toets heb ik online feedback gegeven en een groot deel heeft die feedback gebruikt voor een verbetering van de vaardigheid. Een deel ook niet, constateer ik (te laat). De online tool (GoFormative) maakt het mij niet heel makkelijk om te zien of en hoe de feedback verwerkt is.  Het wordt dus tijdrovend om alle antwoorden na te lopen en die tijd is er niet altijd. GoFormative heb ik feedback gegeven hierop,  en zij geven aan dat ze er mee bezig zijn om het voor de docent inzichtelijker te maken waar feedback verwerkt is.

Terugkijkend zie ik ook dat ik veel vaardigheden losstaand heb beoordeeld bij leerlingen. Als ik dan nu een aantal leerlingen spreek dan geven zij aan, dat het door elkaar moeten uitvoeren van geleerde vaardigheden veel lastiger is en dat ze daarom meer fouten hebben gemaakt dan verwacht. Andere leerlingen gaven eerlijk aan dat ze bij de eerdere formatieve toetsen iets veel samen hebben gewerkt en hun resultaten niet helemaal hun eigen resultaten waren.

Ik merk dat ik eerder teleurgesteld in mezelf was dan in de leerlingen. Blijkbaar is mijn manier van beoordelen van de te leren vaardigheden niet representatief genoeg voor wat ze nou daadwerkelijk al beheersen en wat nog niet. Of is er iets in de uitleg/instructie mis gegaan?

Tijd voor bijstelling van de aanpak dus.

Aan welke aanpassingen denk ik nu?

  • Niet alleen losse vaardigheden toetsen maar ook in verband en in relatie met elkaar;
  • Een soort twee trap raket maken: een score ‘Ik kan het bijna’ is de losse vaardigheid, die op zichzelf getoetst is. Een score ‘Ik kan het goed’ als dit ook later nog eens in een ander verband of samenhang nog een keer aangetoond wordt;
  • Een manier vinden waarmee de leerlingen kunnen & moeten laten zien wat ze met de ontvangen feedback/feedforward/feedup gedaan hebben;
  • Aan de vaardigheden lijst ook  T2I (conform RTTI) vaardigheden toevoegen;
  • Ik merk dat mijn focus op formatief beoordelen ten koste is gegaan van de controle van begrip tijdens de lessen. Het is dus tijd om het boek EDI er weer eens bij te pakken.
  • Herstel werk van dit hoofdstuk: zeker de zware onvoldoendes gaan we alsnog ombuigen naar voldoendes met extra uitleg/oefenen en feedback geven.

Als er lezers zijn die me nog meer tips kunnen geven, dan hoor & lees ik die graag!

Actief leren zonder cijfers – week 3 ervaringen

Wat een wonderlijke wereld is het, als je met een klas bezig bent met leren i.p.v. met het werken naar een afrekenmoment. En wat geeft het een energie als je merkt dat leerlingen ontzettend kunnen sponzen, zo leergierig zijn dat ze na school en in een pauze nog willen komen laten zien dat ze weer iets kunnen.

In mijn vorige blog heb ik een afbeelding laten zien van de vaardigheden en hoe ik bij houd hoe leerlingen per vaardigheid scoren. Deze lijst werk ik na iedere les bij en deel ik met de leerlingen op onze elo. Ik heb voor het volgende hoofdstuk een vaardigheidslijst gemaakt met paragraaf aanduiding en extra kolommen, waarop de leerlingen ook hun scores zelf kunnen bijhouden. Dat geeft ze nog iets meer houvast merk ik. Sommigen hadden zelf al vinkjes gezet voor de vaardigheden van het lopende hoofdstuk.

GoFormative heb ik deze week voor het eerst gebruikt. Net zo enthousiast als ik ben over Edpuzzle (flipping the classroom, met vragen en feedback mogelijkheden), ben ik dat ook over GoFormative. Het bedenken van goed determinerende vragen die aansluiten bij de te leren vaardigheden staat natuurlijk los van de ICT tools die je inzet.  Ik kwam er daarbij ook achter dat ik bij bestaande toetsen over sommige vragen nu ineens twijfels kreeg. De vraag was zo krom, of de combinatie van gegevens eigenlijk zo apart dat ik constateerde dat ik daarmee niet kon meten wat ik wel wilde weten. Ja en wat toets – of beter meet – je dan eigenlijk? Het invoeren van de vragen in GoFormative is een eitje. Recht toe recht aan, what you see is what you get. Ik mis alleen specifiek voor wiskunde nog wel wat mogelijkheden om kwadraten en breuken bijvoorbeeld lekker weer te geven. Dat verzoek heb ik maar gelijk ingediend bij de makers. Het aanmaken van leerling accounts gaat snel door een csv bestand aan te leveren per mail aan GoFormative. Binnen 12 uur was ook dat geregeld.

Terwijl de leerlingen de vragen aan het beantwoorden zijn, kun je live meekijken met hun resultaten. Sterker nog, als een leerling aan het typen is bij een vraag en jij hebt die vraag open staan van die leerling, dan kijk je realtime mee. Bij die vraag zit ook de mogelijkheid om feedback te geven.GoFormative1

De leerling ziet die feedback direct verschijnen, en kan die dan ook verwerken in zijn of haar antwoord. Ik heb nu de leerlingen hun gemaakte werk laten verbeteren, en leerlingen hebben hun oude berekening verwijderd. Volgende keer moeten ze die laten staan. Streepje zetten en eronder hun verbetering laten zien. Dan wordt de leerstap ook veel zichtbaarder voor ze.

 

GoFormative2GoFormative3

 

 

 

 

 

 

 

In mijn les heb ik door het duidelijke overzicht qua scores nog eens de nadruk kunnen leggen op die vaardigheden die over de hele groep minder scoorden. Ik heb een groepje extra uitleg gegeven over de onregelmatige breuken, terwijl de rest zelf of in tweetallen verder aan het werken was.

Ik heb nog wel een proefwerk gepland. Stukje zekerheid en veiligheid voor mezelf. De klas weet dat ze er geen cijfer voor krijgen. Wel kan een gevolg zijn dat ze een bepaalde vaardigheid nog niet blijken te beheersen. Daar komt dan nog wel herstel werk voor ze uit. En voor mij ook, want waarom had ik dat dan nog niet eerder geconstateerd?  Het proefwerk is naar a.s. dinsdag gegaan omdat we er gewoon nog niet klaar voor waren. Ik zou gaan meten terwijl nog niet iedereen zo ver is. Ik heb het gevoel dat ik al veel meer denkfouten van leerlingen er nu uit heb gehaald,  waar ik anders pas na de toets was achter gekomen. Ik heb veel meer echt contact gehad m.b.t. mijn vak met leerlingen en gesprekken gevoerd over het achterliggende waarom van sommige rekenregels. Dit overstijgt mijn verwachtingen enorm.

Het mooiste moment was vanmiddag richting het eind van mijn les, toen twee wat zwakkere leerlingen vol trots hun laatste prestaties kwam laten zien om hun laatste ‘ik kan het nog niet’ weg te werken. Wat overigens prima gelukt is. Ik gaf hun een compliment omdat ik ze samen niet eerder zo hard heb zien werken voor wiskunde. Dat beaamde ze beiden. Ze vroegen veel feedback, lieten steeds het geleerde zien, vroegen extra oefensommen, zaten bij uitleg vooraan…en waarom?  ‘We houden niet van die rode vakjes, we willen gewoon alles op zijn minst een beetje kunnen en sommige dingen kunnen we gewoon goed!’ En zo is het.  De cijferman in mij  ziet nu dat deze twee ‘zorg kinderen’  qua vaardigheid op een beheersing van rond de 70% zitten. En dan moet ik nog twee vaardigheden meten. Qua inzet zitten ze op een dikke 100% score.  En dat voor leerlingen die nog nauwelijks voldoendes hadden gehaald! Wat enorm gaaf om die twee kanjers (geen ‘zorg kinderen’ meer)  zo trots het lokaal uit te zien lopen.

Dit is wat ons vak zo mooi maakt. Dit is waarom ik onderwijzer wil zijn.

Rekenonderwijs vs Rekenles

Sinds de discussie rondom het niveau van rekenen van Nederlands scholieren gestart is, jaren geleden,  is het onderwijs gaan reageren (al dan niet gedwongen) om er voor te zorgen dat dat niveau weer gaat stijgen.

Het gaat mij nu niet om de discussie rondom de rekentoets, maar meer om hoe we daar als onderwijs mee aan de slag zijn gegaan. En met welke rendementen.

Met de rendementen beginnend, moet ik toch de rekentoets even aanstippen. Als het gerucht ook maar enigszins waar is dat de staatssecretaris overwogen heeft om een 3,5 als cijfer te hanteren als ondergrens voor het slagen voor de rekentoets, mag ik dan de conclusie trekken dat het niet gelukt is in het onderwijs om de rekenvaardigheden voldoende te laten stijgen (los van de discussie over de kwaliteit van de rekentoets)? Eigenlijk zou ik van de mbo’s en hbo’s wel eens willen horen of zij een niveaustijging ervaren na al die jaren extra rekenonderwijs in het VO!?

Bij ons op school, en op veel scholen,  is er een reken-uur in de lessentabel bijgekomen. In dat uur gaan leerlingen weer rekenen. Met de toegenomen digitalisering, adaptieve systemen en gepersonaliseerd leren lijkt daar een gigantische mogelijkheid te liggen om leerlingen met behulp van nieuwe technologie zich individueel verder te laten ontwikkelen m.b.t. de rekenvaardigheden. In dat reken-uur kruipt de leerling achter de pc/laptop/tablet en gaat aan de slag met programma’s als Rekenblokken, Got-It, Count on Me, Studyflow of aanverwante programma’s. Wat doet de docent bij zo’n rekenles? Ik vermoed dat te veel docenten volledig blind varen op de motivatie van de leerlingen om zelf beter te willen worden in rekenen en dat de software dat allemaal regelt en oplost. Ik heb ook zo’n tijdje die gedachte en verwachting gehad.

Op de onderwijsdagen twee weken geleden spraken we over curriculum bewustzijn, organiseren van lesmateriaal en het niet moeten worden of zijn van een methodeslaaf. Een methode is een raamwerk, een houvast, maar jij als docent bepaalt hoe, waar en wat van de methode jij wilt inzetten.

Hetzelfde gaat op voor goed rekenonderwijs. In mijn ogen moet dat weer rekenles worden, waarbij de docent de (veelal digitale) methode daar inzet, waar het toegevoegde waarde heeft.  Het leerlingen zelfstandig laten werken met dit soort ICT toepassing zorgt er m.i. hoogstens voor dat reeds beheerste rekenvaardigheden onderhouden worden. En dan mag je van geluk spreken als dat zo is. Ik heb de afgelopen vier jaar niet ervaren dat de rekenscores hierdoor significant verbeterd zijn.

ICT is een prachtmiddel om in te zetten bij rekenles, je kunt er geweldig mee differentiëren, leerlingen kunnen bergen sommen oefenen. Maar laten we a.u.b. wel de docent aan het stuur houden en (mede) laten bepalen wat de leerling moet oefenen, welke uitleg hij nog kan en gaat krijgen van jou en wat hij of zij kan doen om een ‘level up’ te komen.

Ik moet uit mijn luie ‘coach’ stoel komen en volgens mij weer ‘gewoon’ goed rekenles gaan geven. Met uitleg, met begeleid oefenen, met directe en persoonlijke feedback, met complimenten en bemoedigende woorden. Wie volgt?

make it stick, the science of succesful learning – boek review

Getipt door een Britse collega wiskunde docent heb ik het boek  make it stick gekocht en redelijk snel uitgelezen.

review_make_it_stick_peter_brown_henry_roediger_mark_mcdaniel

Het boek belooft vanuit wetenschappelijk onderzoek de lezer te laten zien welke manieren van leren meer succesvol zijn dan andere. Veel gebruikte strategieën zullen minder effectief blijken dan de meesten van ons nu denken. We zullen zien!

Voor een boek, geschreven vanuit wetenschappelijke onderzoeken, leest het prettig en vlot weg. Waar ik de eerste, pak ‘m beet,  50 bladzijde erg enthousiast word bij het lezen van mijn misvattingen en de pakkende voorbeelden die mijn misvattingen bevestigen, wordt het later in het boek af en toe wat langdradig. Mij bekruipt me het gevoel dat de kern van welke leerstrategieën bewezen effectiever zijn, ook in 10 bladzijden gemeld had kunnen worden. Maar de vraag is dan wel in hoeverre die strategieën in mijn geheugen zouden zijn blijven plakken.

Welke leerstrategieën worden aanbevolen ?

  • Leren is niet alleen kennis tot je nemen, maar met name ook kennis kunnen oproepen op het gewenste moment. Het boek noemt dit ‘retrieval practise‘. Een mooie quote in dit hoofdstuk vind ik “… when the mind has to work, the learning sticks better.” (blz 43).
    Hieraan gekoppeld wordt er gepleit voor veel testen. Niet toetsen, maar testen om te meten wat je al weet en wat nog niet. Ofwel: formatief toetsen geeft je veel inzicht over waar je staat. Daarbij is het van belang dat hoe groter de moeite is die je moet doen om kennis weer op te halen, hoe meer het leren versterkt wordt (mits het ophalen van de kennis succesvol is). Dat is een reden waarom de schrijvers aangeven dat testen direct na leren niet zo veel toevoegt: de inspanning is te klein, de kennis zit nog in het korte termijn geheugen. Uitstel van ophalen van kennis kost meer moeite  en is daarom effectiever. Behalve het uitstellen van ophalen van kennis, is het herhaald oefenen ervan effectief. Niet verrassend, we hameren als onderwijzers volgens mij al decennia op het herhalen, herhalen, herhalen. Onderscheid dat nu gelegd wordt is dat het niet om het herhalen van het leren/stampen/lezen gaat maar om het herhalen van ophalen van kennis. Als het testen een combinatie is van zelf testen door de lerende en testen met de lesgevende, maak je ook gebruik van feedback door de lesgevende om je misvattingen/ lacunes  te zien en te corrigeren.

Is dit nieuw? Niet helemaal, in veel blogs kom ik tegenwoordig al de roep om meer formatief te toetsen tegen met daarbij de correctieve feedback. Ik denk wel dat we als docenten dat nog veel te weinig doen. Ik zie ook juist hier de mogelijkheid om veel meer digitaal te doen. Het bevestigt mijn positieve ervaringen met tools als socrative, questbase en kahoot als leerinstrumenten.

 

  • Met pakkende voorbeelden laten ze zien dat variatie in het oefenen over meerdere onderwerpen veel meer oplevert dan bijvoorbeeld met een enkel onderwerp bezig zijn. Voor mijn vak zou dat bijvoorbeeld inhouden dat leerlingen met het rekenen met negatieve getallen niet eerst het optellen kunnen oefenen, daarna aftrekken, vervolgens vermenigvuldigen en dan delen. Beter is om dat door elkaar heen te doen. Ja dat is moeilijker, dat vergt meer inspanning, je hersenen moeten harder werken. Maar dat is juist de bedoeling. Je hersenen moeten meer schakelen, dat schakelen tussen onderwerpen levert op de lange termijn meer winst op.  Vergelijk het met leren autorijden: je moet in je spiegels kijken, richting aangeven, koppeling in duwen, schakelen en dat allemaal te gelijk. Vreselijk in het begin. Maar effectief? Jazeker!

Nog twee inkoppers die ze noemen:  “spacing” ofwel  spreid je leer en oefen tijd. Stampen geeft een gevoel van beheersing, maar dat is een illusie: op korte termijn wellicht nog wel oproepbaar, maar op lange termijn niet, plus dat opdreunen geen ‘diepe’ kennis geeft.  De tweede inkopper is het variëren van werkvormen bij het oefenen. Niet alleen maar je flashcards gebruiken, maar maak bijvoorbeeld ook je zinnetjes bij de woorden.  WRTS heeft dat bijvoorbeeld ook al lang door: die hebben veel variatie in overhoor manieren.

Wat ik tot nu toe deed bij bijvoorbeeld ontbinden in factoren in mijn wiskunde les, was ze per variant flink laten oefenen (‘meters maken’) alvorens is door elkaar ging oefenen. In de wiskunde B les startte ik later met door elkaar heen en een moeite dat ze daar mee hadden! Maar wel een enorme leercurve. Die ga ik dus dit jaar in de gewone les al in bakken.

  • De genoemde ‘ophalen van kennis’, ‘variëren in werkvorm’, ‘spreiden’ en ‘variëren van onderwerp’ zorgen ervoor dat het leren meer inspanning kost. Ook is de quick win er veel minder; daarmee bedoelen ze het gevoel van beheersing die je met een rijtje snel stampen kunt krijgen er nu niet zo snel zal zijn. Het meer moeite moeten doen vergt meer discipline  en doorzettingsvermogen. Het is aan ons als lesgevende de taak om leerlingen wel in te laten zien dat deze manier van leren meer loont. Het boek geeft helaas niet aan hoe je dat voor elkaar krijgt.

Binnen de wiskunde de aloude discussie met je voor Getal & Ruimte (G&R) of voor Moderne Wiskunde (MW). G&R heeft veel herhaald oefenen. Veel van hetzelfde. MW laat je ontdekken en elke opgave brengt iets nieuws in. MW lijkt dus meer aan te sluiten bij deze theorie, maar ergens zul je toch een basiskennis moeten opbouwen, alvorens je die kunt toepassen. De meest ideale methode lijkt dus een mix van beiden!

  •  De illusie van het denken dat je het allemaal al weet. Als je een bepaalde tekst herhaaldelijk gelezen hebt (lage inspanning, kost veel tijd, leereffect is korte termijn) kun je deze waarschijnlijk makkelijk en snel ‘opdreunen’. Dat geeft een goed gevoel, een gevoel dat je echt wel weet wat je gelezen hebt. Dat goede gevoel is misleidend, want het zegt niets over de feitelijke kennis die je opgenomen hebt en of je die kennis bij het beantwoorden van vragen ook paraat hebt (retrieval). Verder dan reproduceren (op de korte termijn) komt je dan eigenlijk niet.

Van belang is het dus dat een lerende op een of andere manier kan meten wat je weet vs wat je denkt te weten. Ophalen van kennis en formatief toetsen kunnen hier een enorme grote rol bij spelen. Een tip die ze de lerende geven: stop niet met testen als je denkt dat je het wel weet. Blijf testen, maar wat minder frequent en met wat meer spreiding in de tijd. Laat je niet verleiden door de valse illusie van

Ik ken leerlingen uit mijn les die de abc-formule al opgedreund kunnen hebben voordat ik klaar ben met mijn vraag naar abc-formule.   Als ik dan vraag waarom er maar één oplossing is als de Discriminant gelijk is aan nul, blijft het akelig stil. Leerling dacht de abc te kennen, dat klopt. Maar er iets mee kunnen, begrijpen hoe de formule is opgebouwd etc is niet aanwezig. trap niet in de valkuil van het valse beeld van beheersing.

  • De beperkingen van leerstijlen.  De term folklore wordt door de schrijvers genoemd als het gaat om de leertheorie dat iemand benadeeld wordt als de aangeboden leerstof niet in de voorkeursleersstijl van de ontvangende is. Lerende hebben een onmiskenbaar een voorkeur in leerstijl, echter geeft geen enkel wetenschappelijk onderzoek bevestiging dat leren volgens je voorkeursstijl effectiever is of een hogere leerrendement op levert. Alle extra inspanningen die je doet en kosten die je maakt  om lesmateriaal en opdrachten te onderscheiden naar de leerstijlen van bijvoorbeeld Gardner betaling zich niet uit in hogere leeropbrengsten. De vraag is dus waar je dan wel onderscheid mee maakt. Op de vraag komen de schrijvers met de antwoorden: dynamische testen, bouwen van structuur en theorie leren vs voorbeeld leren.

Dynamisch testen is het regelmatig testen, en met name op de gebieden die nog onder het gewenste niveau zijn. Met daarbij de feedback wat er nog ontbreekt en hoe dat gat te dichten komt je steeds verder.

Bouwen van structuur gaat om hoe je om gaat met nieuw aangeboden kennis, hoe en welke kern haal je er uit, hoe hangt te samen met wat je al weet. Je bouwt als het ware een mentaal model waarin je de nieuwe kennis in op hangt. Verbanden worden snel zichtbaar, je kunt meer betekenis geven en de kennis is ook makkelijker toegankelijk en makkelijker op te halen. Lerenden die beter is staat zijn dit soort structuren te bouwen zijn meer succesvol om het geleerde te transformeren naar nieuwe situaties.

Dat geldt ook voor lerenden die meer vanuit de regels kunnen leren dan lerenden die vanuit voorbeelden leren. Aangetoond is dat de eerste groep beter in staat is de abstracte onderliggende principes te doorzien, in vergelijking met de groep die vanuit voorbeelden leert.

Herken ik dit in mijn praktijk?  Dat laatste zeker wel. Als het om bijvoorbeeld de tangens van een hoek gaat in een 3 mavo klas. Ik geeft tig voorbeelden van het berekenen van een hoek door de lengte van de overliggende en aanliggende zijde te gebruiken. Leerlingen krijgen een recept/aanpak/strategie en gaan daarmee los, tot ze dat keurig kunnen reproduceren. Dat de tangens van een hoek gelijk is aan het hellingsgetal van die hoek, en dat het hellingsgetal de hoogte gedeeld door de afstand is gaat aan deze leerlingen voorbij. Ze pakken het onderliggende principe dus niet op. In een 3 gymnasium klas, ishet onderliggende principe de kern van die les. De tangens wordt dan niet meer dan een hulpmiddel. Deze leerlingen pakken het abstracte al veel makkelijker op.

Ten aanzien van het bouwen van de structuur, het mentale model: dat is voor mij een extra reden om bij nieuwe onderwerpen echt stil te gaan staan bij het ophalen van de relevante voorkennis, activeren van die gebieden in de hersenen waar de nieuwe kennis op moet aansluiten. Ik ga die voorkennis paragraaf uit het boek minder vaak overslaan. In ieder geval goed stilstaan bij de introductie van een nieuw onderwerp: welk mentaal model wil ik dat ze bouwen? Wat hebben ze daarvoor nodig?

 

  • Voor een dubbeltje geboren? Je kunt een kwartje worden!  Ofwel iedereen kan leren. Kan niet bestaat in zekere zin niet. Uit onderzoekt blijkt door inspanningsvol te leren, je hersenen daadwerkelijk veranderen.  Hoe meer je doet, hoe meer je kunt doen.  Dat vergt discipline en motivatie.

Geen vmbo leerling hoeft tegen mij te zeggen: “Dat kan ik toch niet, ik ben maar een vmbo leerling.”  De truc wordt om ook bij deze leerling de juiste motivatie aan te boren. Leren kost inspanning, dat staat vast. En zonder inspanning leer je minder dan je kunt. Wat en hoeveel wil je wel leren. En wat ben je bereid daar voor te doen? Prikkelende vragen die de lerende zelf moet beantwoorden!

 

Conclusie

Een mooi boek dat zeker de moeite waard is om te lezen als je interesse hebt in hoe leren werkt en wat ook niet werkt. De vele voorbeelden en inleidingen bij de onderwerpen die de schrijvers benoemen kunnen wat langdradig overkomen, of de vraag geven: waar gaat dit heen? Maar telkens filteren ze uit dat voorbeeld de theorie. Bij mij werkt dat: wat ze dan benoemen geeft dan ook gelijk een praktisch beeld bij mij. Als docent heb ik toch vaak de neiging om bij een theorie gelijk in mijn hoofd een vertaling te maken naar mijn lespraktijk. Zij draaien het regelmatig om. Het zorgt ervoor dat het prima leesbaar is, toegankelijk leest en je het idee hebt dat je er morgen al mee aan de slag kunt. Nu er zelf voor zorgen dat dat geen valse illusie is!

Is het rocket science? Ja en Nee. Bijvoorbeeld veel gebruikte huidige strategieën, als herhaald lezen, teksten overschrijven ed: het is bewezen niet effectief te zijn. Daar was ik niet van doorgrond.  Dat formatief toetsen en correctieve feedback zinvol zijn is iets dat bij niemand een verassing zal zijn. Maar waarom doen we dat dan nog niet massaal?

Het boekt helpt mij in het maken van keuzes bij het maken van mijn lesplanning, bij de opdrachten die ik wil geven, bij de manieren waarop ik leerlingen wil leren leren, bij het inzetten van (digitaal) formatief toetsen en bij het voorbereiden van mijn lessen in algemene zin.

 

Link
Een link die ik wil toevoegen is die naar de (engelstalige) blog van Jennifer Gonzales Boss. Zij heeft ook een review geschreven is daarbij ook nog in gesprek gegaan met een van de schrijvers. Aan haar blog hangen nog een aantal documenten en verwijzingen naar achterliggend een gebruikte theorieën in dit boek. Meer dan de moeite waar om naar te kijken als je gepakt wordt door dit boek.

 

Kahoot & digitaal toetsen

Vandaag had ik op mijn school een workshop georganiseerd om collega’s kennis te laten maken met Kahoot als quiz/toetsinstrument met een hoog fungehalte vanwege het game element dat Kahoot heeft toegevoegd aan zijn quizprogramma.

Drie docenten schoven aan en twee kwamen later nog even binnen lopen. Eerlijk gezegd had ik stiekem gehoopt op meer natuurlijk, maar als ik nu terugkijk op het resultaat dan ben ik dik tevreden. De drie docenten zijn enthousiast over de mogelijkheden en gaan zelf gelijk aan de slag ermee. Het doel was vooraf om ze met een gemaakte quiz de workshop te verlaten, maar het gesprek ging al snel naar het waarom en wanneer je dit inzet. De tool is namelijk zo simpel dat ze aangaven daar thuis ook wel zelf uit te komen. Ik blij, want natuurlijk gaat het niet om het middel (Kahoot in dit geval) maar wel om het doel.

Digitaal toetsen biedt tal van mogelijkheden, waarbij je even uit het beeld moet stappen dat een digitale toets een vervanging is van een proefwerk. En natuurlijk kan dat ook wel, maar volgens mij kun je het veel efficiënter inzetten: als controle of het huiswerk begrepen is, om het instap niveau van een nieuw onderwerp te toetsen, om informatie te verzamelen om te kunnen differentiëren, om leerlingen voor zichzelf te laten meten hoe ver ze zijn of om zelfs leerlingen een quiz/toets voor klasgenoten te maken.

Waar ik ook altijd handig gebruik van maak is al het werk dat collega’s wereldwijd al hebben besteed aan het maken van goede quizen en toetsen. Daarom zet ik ook altijd al mijn gemaakte digitale materiaal publiekelijk beschikbaar. Er zijn al Kahoot quizen van me vertaald in het Zweeds, Engels en Russisch. Toch leuk ,en zoals Rhea Flohr ook in haar blog van vandaag Durven Delen Dilemma: van delen word je rijker.

Naast Kahoot kwam ook Socrative aan bod. Dat biedt dan weer mogelijkheden voor open antwoorden en kan student paced ingezet worden in tegenstelling tot Kahoot. Je kunt ook een schriftelijke toets geven en antwoorden digitaal verzamelen; je kunt met de SpaceRace ook een teamstrijd aan gaan. Het fun gehalte is wat minder, maar door de specifieke eigenschappen van beiden vullen ze elkaar mooi aan. Het is niet de een of de ander!

Nog meer kort laten zien: EdPuzzle om vragen aan video’s toe te voegen(#flippingtheclassroom)  en Mentimeter om als exitticket te gebruiken of als reacties te verzamelen in een brainstorm sessie.

Er zijn dus weer zaadjes gezaaid. Die zaadjes gaan we koesteren,  watergeven, in het zonnetje zetten en laten uitbloeien zodat die bloemen ook weer zaadjes gaan verspreiden. Stapje voor stapje komen we verder met ons onderwijs!